columnDelphine Lecompte
Delphine Lecompte: ‘Na de cheeseburger tongzoenden Eef en ik naast het benzinestation’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbuik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
Ik blijf erbij: de meest warme, meest kleurrijke en meest interessante mensen zijn misfits, kluizenaars, clochards, bedlegerige Cobraschilders, drankverslaafde messenwerpers, aan lagerwal geraakte scheepsherstellers, kannibalistische betonvlechters en psychiatrische patiënten. De die door de maatschappij worden uitgesloten en die door de burgerlijke goegemeente worden verguisd.
Een jaar geleden was ik enkele maanden succesvol, althans naar de maatstaven van de gemiddelde bloedeloze boekhouder uit Deinze en pompeuze gepensioneerde uroloog uit Sint-Kruis, Brugge. Mijn succes had te maken met mijn deelname aan een quizprogramma (een deelname die ik hier al vaak genoeg heb vervloekt). Na die deelname ben ik eerst manisch en psychotisch geworden, en daarna ben ik in een diepe depressie gesukkeld.
Ik besef nu dat mijn poëzie altijd op de eerste plaats moet komen en bijgevolg zal ik alle frivoliteiten die afleiden van het schrijverschap vanaf nu streng en spartaans afwijzen, behalve voeding en seks. Maar voeding is wellicht geen frivoliteit. Tenzij het gaat om vreetbuien. Bij mij gaat het bijna altijd om vreetbuien. Ik ben iemand van extremen: ik kan vier dagen vasten, maar ik kan ook in twintig minuten tijd enorme bergen hoogcalorische troep soldaat maken. Bijvoorbeeld deze nacht, van tien over drie tot halfvier heb ik drie lauwe pizza’s Hawaï, een chocoladen dromedaris, anderhalve marsepeinen Sint-Blasius, een aangebroken picklesbokaal van de Lidl, duizend zevenhonderddrieënveertig kappertjes, vijf gepocheerde kwartels en een communielam met huid en haar verslonden. Daarna heb ik gebraakt en een geniaal gedicht geschreven over de bedeesde zeepzieder.
De bedeesde zeepzieder is mijn grote onbeantwoorde liefde: een bloedmooie ondoorgrondelijke Noord-Hollandse journalist die graag in Bangkok vertoeft en die dan uren aan een stuk melancholisch staart naar de wringende handen van een oude gewiekste Thaise toverkol die in het steegje naast zijn hotel gedroogde zeekomkommers, gemummificeerde flamingo’s en opzichtige amuletten verkoopt aan onbeschofte oogartsen, antipathieke hondenkappers, pretentieuze pretparkmogols en andere verwerpelijke sekstoeristen. In mijn gedicht wordt de zeepzieder vermoord door een Bulgaarse laminaatverkoper. Het moordwapen was eerst een tapijtschaar, maar later heb ik de tapijtschaar veranderd in een simpele Bijbelse kei.
Meteen na het schrijven dacht ik dat mijn gedicht geniaal was. Ondertussen (zes uur later) weet ik wel beter: ik heb alweer een gênant misbaksel geproduceerd. Momenteel zit ik met mijn laptop aan de keukentafel van de oude kruisboogschutter, die naar een lezing over heraldische tinnen schotels uit Pittem en Eeklo is. Mijn vader woont in Eeklo, hij haat mij omdat ik in 2019 heb deelgenomen aan de literaire tournee Saint Amour en niet als een gieter ben afgegaan. Ik bewaar mooie herinneringen aan die tournee, vooral aan Philippe Claudel en Radna Fabias. Mooi aan de grote Franse schrijver en regisseur Philippe Claudel was dat hij nooit sprak over zijn literaire prijzen en monumentale artistieke verwezenlijkingen, maar dat hij net als ik sloten wijn dronk en zich gulzig en kinderlijk kon verliezen in dweepzucht. We dweepten grotendeels met dezelfde kunstenaars: Louis Malle, Jerry Lewis, Alice Cooper, Bertolt Brecht, Edvard Munch, The Doors, Claude François en Led Zeppelin.
Van Radna Fabias genoot ik wanneer ze op het podium met adembenemende sensuele sjamanistische zwier haar gedicht ‘Gieser Wildeman’ voordroeg. Ik vond het ook fijn dat ze backstage plaagstootjes aan me uitdeelde over mijn escalerende drankmisbruik.
Verder was er Sylvie Kreusch, die me deed denken aan Neve Campbell en die me kloppende gewaarwordingen in mijn labia bezorgde wanneer ze ‘Seedy Tricks’ zong en zwoel en ietwat amfibisch danste met een ongenaakbare stola. Ik val niet op vrouwen, maar voor Radna en Neve en Sylvie wil ik eventueel een uitzondering maken.
Ik weet ook niet of het wel volledig klopt dat ik niet op vrouwen val: toen ik rekken vulde in de Carrefour ben ik eens smoorverliefd geworden op een vrouw. Ze heette Eef en ze was mijn baas toen ik op veel te onhandige wijze mosterdpotjes en ontbijtgraandozen in de rekken propte. Ik stond op een ladder toen Eef me op een dag brutaal vroeg of ze me tijdens de middagpauze op een cheeseburger mocht trakteren. Romeo en Julia in de supermarkt. Ik ging in op haar avances en na de cheeseburger hebben we getongzoend naast het benzinestation. Jacques van de dierenvoeding ‘betrapte’ ons en Eef werd weggepest. Maar we hebben nog jaren contact gehouden en cheeseburgers en lichaamsvochten met elkaar gedeeld, tot Eef werd omvergereden door een vrachtwagen die opblaasbare krokodillen vervoerde.