ColumnDelphine Lecompte
Delphine Lecompte: ‘Ons seksleven lijdt onder de poëzievoordrachten die ik moet geven om de huur te betalen’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
In de fietsenstalling van het oogziekenhuis denk ik terug aan Carolientje, die bij mij in de klas zat toen ik zes was en reeds ‘nijlpaard’, ‘faillissement’, ‘aardbeiserre’, ‘slachthuis’, ‘coloradokeverplaag’ en ‘hotelcake’ kon spellen. Carolientje masturbeerde frenetiek met haar pennenzak van Lucky Luke waar ik jaloers op was. Juffrouw Marijke liet het masturberen oogluikend toe omdat Carolientje een mongooltje was – ik bedoel: omdat Carolientje het syndroom van Down had. Wat heb ik te zoeken in de fietsenstalling van het oogziekenhuis? Ik met mijn perfecte afgunstwekkende irissen en mijn oersterke smetteloze hoornvlies? Nostalgie: ik heb hier op 1 april 2005 de liefde bedreven met een minzame calvinistische koetsier uit Pasadena, die rook naar weinig gebruikte majorettestokjes en naar te lang in de sneeuw gelegen kermisscrabblespellen. Het was een zalige eenmalige seksseance zonder fretten, gebroken grappaflessen, cassettedoosjes van UFO en The KLF en wrede beledigingen zoals: ‘Je tepels lijken op mislukte Kazachse maanbasissen, je aars lijkt op een knullige trampoline die nooit in Arcadië zou worden toegelaten, en je vulva lijkt op een zieltogende Iberische smaragdhagedis die door twee verveelde pubermeisjes in een lila kruippakje met een caleidoscopisch motief van foxtrotdansende glansmuggen is gewurmd.’ De ontslagen kraanmachinist betreedt de fietsenstalling en zegt: ‘Ik heb oogbolkanker, ben je nu blij?’ Ik trakteer hem op een pretentieuze preiquiche in de kantine van het folkloremuseum. ‘Folklore is kneuterig en toxisch en zielloos en contraproductief, vooral in Brugge,’ moppert de ontslagen kraanmachinist. ‘Wat doe je eraan?’ zeg ik atypisch gelaten. De ontslagen kraanmachinist probeert het folkloremuseum in brand te steken met een hobbytijdschrift voor bouvierfokkers uit Henegouwen en een aansteker van de ondergewaardeerde cinematografische parel ‘Predator 2’. Het lukt niet en de ontslagen kraanmachinist krijgt slaag van een bemoeizuchtige Macedonische dadaïst die aan lager wal is geraakt na de dood van zijn oudste dochter drie jaar geleden.
Ik loop weg van het gewelddadige tafereel en ren naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur, hij is samen met zijn blonde verrukkelijke slome melancholische gokverslaafde rocksterachtige zoon een documentaire over Golden Earring aan het bekijken. Het is een lange documentaire, ze eten mandarijnen uit blik en paté uit het incestueuze gehucht Beauvoorde. Na de drammerige bezwerende meeslepende documentaire over Golden Earring bekijken ze een Pools gedubde versie van ‘The African Queen’, de enige film waarin ik Humphrey Bogart ondraaglijk vind. Dan vertrekt de zoon en kan ik eindelijk mijn hand leggen op de klamme lethargische penis van de voormalige vrachtwagenchauffeur. Ons seksleven lijdt onder de poëzievoordrachten die ik moet geven om mijn huur, mijn cortisonezalf, mijn benzodiazepines en mijn levensnoodzakelijke koffiekoppen van Iron Maiden te betalen. De voormalige vrachtwagenchauffeur kijkt naar mijn hand zoals een necrofiele tegellegger een springlevende blasfemische horlogemaker taxeert: sceptisch, korzelig, ontgoocheld, met een zekere vijandigheid zelfs. Hij vraagt onverschillig: ‘Heb je een geslaagd gedicht geschreven vandaag?’ Ik antwoord: ‘Ik heb een briljant wanstaltig obsceen overdadig potsierlijk gedicht geschreven over een Oekraïens wolfskind dat wordt verkracht door zestien Roemeense gynaecologen en 25 verwerpelijke kannibalistische luchtballonvaarders in een hertenragoutfabriek, maar dertig jaar later neemt hij wraak met een verwijfde notenkraker en een buste van de uitvinder van het wafelijzer. Het is een abominabel gedicht geworden, ja. Was ik maar een bekrompen hondenkapster met een wipneusje of een Montenegrijnse azaleakweekster met een tattoo van een narwal op haar bovenarm!’
De voormalige vrachtwagenchauffeur likt mijn vagina om me te troosten, ik zeg: ‘Je bent aardig en behulpzaam,’ alsof ik het tegen een kleurloze reisbureaumedewerker heb die me een brochure meegeeft vol dure Nijlcruises en vulgaire weekendtrips naar Benidorm en Vaticaanstad. Ik kom klaar en denk opnieuw aan Carolientje, de pennenzak was op den duur zo smerig dat juffrouw Marijke er een nieuwe kocht. Maar ze vond er geen van Lucky Luke en dus werd het een pennenzak van The Bangles. Carolientje werd depressief en masturbeerde niet meer, en ze veranderde van school. Ik veranderde ook van school, maar eerst viste ik de pennenzak van Lucky Luke uit de container achter het schooltje. Een beetje later ontdekte ik voodoo, elektriciteit en Arthur Conan Doyle, daarna Black Sabbath, anorexia, zelfverminking, opium, ruimdenkendheid, kleiduifschieten, knaagdiermascottes van verzekeringsfirma’s vernielen, Werner Herzog, en tot slot: vermout van de Carrefour en de geniale afstotelijkheid van Antonin Artaud.