columnDelphine Lecompte
Delphine Lecompte: ‘Twee journalisten over de vloer, één van Het Laatste Nieuws en één van De Standaard. Het verschil kan niet groter zijn’
Er komen vandaag twee journalisten over de vloer: één van Het Laatste Nieuws en één van De Standaard der etterende Letteren. Het verschil tussen de twee kan niet groter zijn: de journalist van Het Laatste Nieuws is een joviale integere geestige gemoedelijke charismatische man die een beetje op Josh Brolin lijkt. Hij heeft zelfs een geschenk meegebracht: een pluchen armadillo!
Lees ook: Herman Brusselmans sprak met Delphine Lecompte: ‘Ik blijf het buitenproportioneel vinden wat ze Bart De Pauw hebben aangedaan’
Hij stelt pittige slimme vragen over mijn nieuwe boek, en na het interview spreken we kameraadschappelijk over het feit dat het echt niet de moeite is om naar de Poolse stad Hel te gaan, louter en alleen om wrokkige of lollige postkaarten te verzenden naar schabouwelijke vunzige speedverslaafde pleegvaders en sadistische pistoolschilders die je ooit een hak hebben gezet, over het grappige liedje ‘Elaeudanla Téitéia’ van Serge Gainsbourg, over de opluchting die we allebei voelden toen Helmut Lotti na zijn kortstondige doffe tegennatuurlijke gesofisticeerde fase terugkeerde naar zijn aangeboren frivole ongebreidelde hartverwarmende ‘Tiritomba’-jolijt, over onze gedeelde devotie voor Judas Priest en over onze gemeenschappelijke aversie tegen aanstellerige kiwisorteerders die doen alsof ze Witold Gombrowicz lezen in de bus naar Oedelem.
De antipathieke bleke schriele snobistische hooghartige vileine elitaire knul van De Standaard daarentegen veegt me 22 minuten de mantel uit over mijn opiniestukken, om me daarna twee uur en 36 minuten gegijzeld te houden en uit de doeken te doen hoe intelligent hij is. Niet bijster intelligent, want de intelligente mensen die ik ken, lopen er niet mee te koop. En natuurlijk maakt hij een onderscheid tussen ‘hoge en lage cultuur’. Daar word ik dus kregelig van, zeg maar woedend.
Na het interview slof ik lamgeslagen naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur. De koddige versleten ex-trucker is naar ‘My 600-lb Life’ aan het kijken. Hij heeft een grote sympathie voor de sonore onverstoorbare korzelige wijze genadige Armeense dokter Nowzaradan, wiens naam door zijn allesbehalve monsterlijke extreem zwaarlijvige patiënten wordt afgekort tot Now, omdat Amerikanen op tilt slaan als ze een naam horen die verdacht veel lijkt op de naam van één of andere abominabele Oost-Europese schurk uit ‘Taken 3’. Dokter Nowzaradan laat het niet aan zijn hart komen, hij speelt zich rijk dankzij die onverbeterlijke groteske tragische onverbeterlijke figuren die zich inbeelden dat ze op dieet zijn wanneer ze hun dagelijkse rantsoen van een schip vol rapen, een kerk vol schapen, 48 cheeseburgers, 97 chocolade civetkatten, 132 struisvogelsteaks, 553 marsepeinen schuldbemiddelaars en 666 aardbeimilkshakes halveren.
Ik zeg tegen de voormalige vrachtwagenchauffeur: ‘Genees mij!’
‘Bedoel je dat ik je poesje moet likken?’ ‘Dat lijkt me de kortste weg naar de genezing.’
De tedere ontwapenende trucker likt mijn vagina, het is bijna Pasen. Na mijn welverdiende orgasme spring ik nog even binnen bij mijn moeder. Ze klaagt over haar afgrijselijke orthopedische schoenen, ze zegt: ‘Ik lijk op een pinnige verschrompelde geriatrische Bretoense hoedenmaakster die mopperend op een petanquebaan staat en zo’n stok met een magneet gebruikt, omdat ze te stram is om zich te bukken… Fientje, pruts niet aan mijn pannenkoekenplant! Hoe gaat het met Bernard?’ Bernard is mijn bruine bastaardhondje. Af en toe veinst mijn moeder interesse in één van mijn hondjes, vooral in Bernard, omdat hij intelligenter is dan Zohra. Ik zeg: ‘Uitstekend! Zijn stoelgangproductie liep gesmeerd vandaag en in de Elf Juli-straat heeft hij meer dan vijftig seconden mogen snuffelen aan de magnifieke aromatische aars van een guitig glanzend schipperke met helaas een vervelend babbelziek opdringerig baasje dat me herkende en wilde weten hoe Erik Van Looy in het echt is.’ Mijn moeder vraagt: ‘Wat heb je gezegd?’ ‘Ik heb gezegd: Erik is zachtaardig, gekweld, lief en winderig. Hij houdt evenveel van ‘Pierrot le fou’ als van ‘Terminator: Dark Fate’. Jammer genoeg valt hij uitsluitend op lingeriemodellen met ordentelijke labia en onberispelijke vingernagels. Ik maak geen schijn van kans.’
Twee dagen later ontvang ik het uitgeschreven interview van de zogenaamd verwaande laatdunkende zelfgenoegzame neerbuigende omhooggevallen gozer van De Standaard der Letteren, hij heeft een prachtig scrupuleus grillig rauw eerlijk bedachtzaam portret van me neergepend. Wie is dan de etter? Ik, Delphine Lecompte.