ColumnDelphine Lecompte
Delphine Lecompte: ‘Vele jaren was hij een baken voor me, hij vond moeiteloos mijn clitoris, én mijn perineum’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
De oude kruisboogschutter voert me naar het omineuze baldadige gehucht Aarschot. Ik heb er mijn eerste voordracht sinds de versoepelingen. Tijdens mijn calvarietocht naar het cultuurcentrum word ik constant aangeklampt door joviale lamaverzorgers en allesbehalve levensmoeë studenten afrikanistiek en tandheelkunde. Ze roepen extatisch mijn naam, alsof ik Roger Waters of RuPaul ben. Hun zatte wispelturige devotie is koddig en zal niet blijven duren, dus moet ik me wellicht wentelen in de voorbijgaande bewondering en dankbaar zijn dat twee van de 297 mensen die me aanspreken me aanspreken over mijn columns, en niet over mijn televisieoptredens.
Dat ik een dichter ben is bijna iedereen vergeten, vooral ikzelf. Maar dan klauter ik op het knullige podium en weet ik het weer: ik ben een 43-jarige dichter en ik ben verplicht om mijn gedichten voor te dragen, want niemand betreedt een boekenwinkel om een bundel te kopen van een dichter die hij of zij nog nooit heeft horen voordragen. Maar voordragen is drek en ik betreed constant boekenwinkels om de dichtbundels van dode en/of mensenschuwe dichters te kopen – onlangs kocht ik de nieuwe van het onvolprezen enigma Mark Van Tongele die me soms foto’s stuurt van schepen in flessen en zeehonden en suïcidale loensende Wit-Russische baggeraars en smeerkaaskuipjes op het strand van Oostende om me op te vrolijken. Mijn voordracht is schabouwelijk, ik maak een grap die ik al honderden keren heb gemaakt: ‘De meeste mensen denken dat dichters rare wereldvreemde narcistische drankzuchtige sukkelaars zijn… en in mijn geval klopt dat.’ Zelfs de oude kruisboogschutter lacht niet.
Gelukkig sta ik niet alleen op het podium. De weergaloze duizelingwekkende Mauro Pawlowski is er ook. Hij behandelt elk publiek alsof het bestaat uit tienduizend bloedmooie minderjarige degenslikkers met hier en daar een cluster Moldavische mandenweefsters met spartelende Azteekse saters tussen hun gigantische borsten. Na de voordracht wil ik snel naar huis, maar de oude kruisboogschutter wil nog een grote bak frieten met stoofvleessaus, en hij wil aan de studenten afrikanistiek en tandheelkunde met de beste jukbeenderen en de minst getatoeëerde schenen zijn rol uitleggen in mijn leven in de hoop dat het hem een kus op zijn gelige geriatrische oorschelp oplevert. ‘Ik ben de oude kruisboogschutter, Delphine voert me vaak op in haar gedichten. En helaas ook in haar obscene Humo-column waarin ik word geportretteerd als de kolonialistische paternalistische seksistische conformistische tiran die haar probeert te beknotten, maar de waarheid is genuanceerder. Ja, ik haat de voormalige vrachtwagenchauffeur en soms wil ik hem vermoorden met mijn napoleontische hobbelpaard. Hij is een vuile kluizenaar zonder auto en zijn gordijnen gaan nooit open voor de middag en hij drinkt goedkope pilsjes, en hij luistert naar primitieve liedjes over hartzeer en leverfalen.’ Maar niemand is geïnteresseerd in de nuanceringen van de oude kruisboogschutter, die vele jaren een baken voor me is geweest en die moeiteloos mijn clitoris vond, én mijn perineum. En die nog steeds mergpijpjes en vochtige doekjes voor me meebrengt uit de Aldi.
We rijden terug naar Brugge, ik haal mijn iPhone uit mijn kinderachtige rugzak en lees de Wikipediapagina’s van: de schorpioenvlieg, Eden Hazard, boulimie, Stanley Kubrick, Australische seriemoordenaars, de brand in de Innovation, Entartete Kunst, Paul Mennes, de stalker van Jodie Foster, de ster Betelgeuze die klinkt als een antiheld uit een gedateerde Vlaamse magisch-realistische roman, mezelf (slordig, liefdeloos, onvolledig: geen woord over mijn lijmverslaving en pyromanie), en van de gekke naïeve poëtische film ‘Arizona Dream’ met Johnny Depp in zijn voorlopig laatste interessante rol en met de bitsige zeer indrukwekkende Faye Dunaway en met Eskimo’s en met Jerry Lewis in een onnodige bijrol als louche autoverkoper – als ik het me goed herinner – en met een prachtige soundtrack van Goran Bregovic en Iggy Pop.
Om middernacht zijn we in Brugge, de oude kruisboogschutter zet me lamenterend af aan de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur. Die slaapt al, ik leg me naakt naast hem. Zijn haren ruiken naar geruststellende zelden voor kindermishandeling gebruikte tapijtenkloppers en naar goed verzorgde Pontische lavameeuwen. Zijn oksels ruiken naar gestresseerde cavia’s en pas ontslagen kiwisorteerders met thuis de zorg voor een bedlegerige afatische vader en de bezorgdheid om een zwaarlijvige dochter die altijd een paars trainingspak draagt en uitsluitend affectie vertoont voor haar tarantula en haar gesigneerde exemplaar van de briljante overrompelende debuutroman ‘Tox’.