columnMarc Didden
‘Door ‘Heldenleven’ van Jan Vanriet was ik verrukt, verrast, verdrietig en verwonderd telkens als ik van bladzijde wisselde’
Zoals wel meer mensen die een bril moeten dragen, ben ik in het bezit van te veel boeken. Dat komt wellicht omdat ik de afgelopen zestig jaren ongeveer elke week met ten minste één boekwerk ben thuisgekomen, te beginnen in 1960 met ‘Ben-Hur’, een onleesbare draak die ik van mijn vader afbedelde op basis van de cover, die een kopie was van de filmaffiche voor het gelijknamige sandalendrama waarin Charlton Heston schitterde. Tweede boek in mijn persoonlijke bib: ‘Elvis Presley, analyse van een fenomeen’ van de hand van de legendarische Humo-hoofdredacteur Jef Anthierens, die de nom de plume Bert Brem hanteerde wanneer hij over serieuze zaken schreef. En sindsdien is dat boekenbal nooit meer gestopt. Bomans kwam erbij. En Carmiggelt. En dan Wolkers, Claus, Hermans, Campert, Reve en Mulisch. Complete Works van al die heren op de plank, zoals bij wel meer oudere jongeren die nu een bril moeten dragen. En toen volgden Boon en Shakespeare en Tsjechov. Alsook Camus. En McEwan. Van Ostaijen, De Coninck. Highsmith, Plath. Of Handke en Cioran.
Op mijn buffetkast staan twee uit aardewerk vervaardigde eekhoorns die samen een stijlvol stel boekensteunen vormen. Ze bewaren boeken die ik net gelezen heb, aan het lezen ben of van plan ben te lezen. Zo schafte ik me onlangs het mooie ‘Heldenleven’ aan, vol gedichten en gouaches van de dubbelkunstenaar Jan Vanriet. Ik las het niet eens honderd pagina’s tellende kleinood in één keer uit. Ik was verrukt, verrast, verdrietig en verwonderd telkens als ik van bladzijde wisselde. Vanriet vertelt hier met woord en beeld een eerder triest verhaal, dat zeer gediend is door de lichtheid waarmee hij zich van pen en penseel bedient. Dat het boek ‘Heldenleven’ heet, is nog de beste zet van allemaal. Wondervol!