Humo's Krasse KnarrenJan Bosschaert
‘Een ondankbare job? Misschien, maar ik zat in de stal van Humo en daar was ik fier op’
Sint Amour - Jan Bosschaert
Buiten Guy’s eigen familie behoor ik volgens mevrouw Mortier tot het zeer selecte en uitverkoren clubje van mensen die haar man ‘s ochtends in een veel te korte peignoir en met blote benen heb mogen aanschouwen. En dat terwijl ik na een veel te korte nacht de zoveelste bijgewerkte foto voor een Humo-cover onder zijn goedkeurende, doch slaperige blik schoof. De avond voordien voltrok zich steevast hetzelfde ritueel: rond 21u belde ik aan bij Mortiers grote statige huis aan de Cogels-Osylei. Mevrouw Mortier begeleidde me naar de audiëntiezaal. En daar zat hij dan zoals steeds wat weggezakt in de zetel, verstopt tussen kranten, tijdschriften en allerlei paperassen. Aktetas geopend op de schoot, balpen in de aanslag. De tv steevast op CNN (of ‘Thuis’, als ik wat te vroeg arriveerde). Tussen een hoop ritselend papier haalde hij vervolgens een grote foto tevoorschijn met een of andere BV. Het volgende uur werd er dan gebrainstormd over welke grappige dingen we met de BV in kwestie zouden kunnen uithalen. Dat brainstormen verliep dan bijvoorbeeld als volgt:
Guy (met zware basstem): ‘Jan, je zou bij deze mens een snor moeten tekenen en daarachter een bloemetjesbehang schilderen’.
Jan (mompelend): ‘Dat is goed’.
Guy (zelfde basstem): ‘Morgen 7u30?’
Jan (nog meer mompelend): ‘Dat is goed’.
Het was de tijd toen Photoshop nog moest worden uitgevonden (of misschien bestond het allang en wist ik het niet). Dus werkte ik haast een hele nacht door om met verfjes op een akelig blinkende foto een snor en bloemetjesbehang te schilderen. Een ondankbare job zegt u? Misschien, maar ik zat in de stal van Humo en daar was ik fier op. En zeker als ik zomaar God himself ‘s ochtends uit zijn nest kon bellen en in al zijn kwetsbare glorie mocht aanschouwen. Maar er waren natuurlijk nog meer memorabele blikvangers. Een mijlpaal voor mij was de politiek satirische strip ‘Pest In ‘t Paleis’ (1984), mijn doorbraak op stripgebied, in Humo. Met dank aan Guido Van Meir voor het geweldige scenario. Uitgever Van Halewyck smeekt nog steeds om een vervolg. En natuurlijk de iconische covers voor ‘Saint-Amour’, van Behoud De Begeerte (1991, 1992 en 1993), waarvan de eerste, De Engel, nog steeds een zeer gegeerde affiche blijft. Of er over 27 jaar ook nog steeds vraag zal zijn naar de persiflage die ik voor deze Krasse Knarren-bijlage heb gemaakt, betwijfel ik ten zeerste. Ondertussen blijven m’n potloden gescherpt en de verftubes uitgeknepen. Een atelier vol lege doeken. Talloze doeken al beklad, veel papier volgekribbeld, voor m’n volgende tentoonstelling in april. En daarna weer een nieuwe reeks illustraties en schilderijen in opdracht. Neen, het stopt nooit. Of hopelijk toch niet te snel. Om Freek de Jonge te citeren, in ‘De Mythe’: ‘Hou het doek nog even open Laat het nooit afgelopen zijn’.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de VDAB. Kijk nu op https://www.vdab.be/blijf-actief