columnMarc Didden
‘En ik dacht ook: soms wou ik dat ik Nina Derwael was’
Om één of andere reden was mijn aanwezigheid op de winterspelen te Peking niet gewenst. Goed, dat vond ik op zich niet zo erg want het gaf me ruim de tijd om me volledig aan een Olympische discipline te wijden waar ik wél erg goed in ben: strijk op de bank liggen met een ijskoud blik Jupiler 0.0. in de ene hand en de afstandsbediening van mijn stokoude Sony-tv in de andere.
De vakpers lokte me vorige weken naar een reeks nieuwe tv-programma’s die binnenlandse zenders waar tenminste een soort van Nederlands gesproken wordt, dit seizoen nog zouden voorschotelen aan we, the people. Met de herinnering aan Nina Derwaels betoverende dansmoves nog fris in het achterhoofd, ging ik hoopvol zitten om allerlei verse fictieseries, kraakverse comedy, spannende spelprogramma’s en diverse soorten human interest tot mij te nemen.
Ik moet u bekennen dat ik niet volledig onder de indruk was. Dat de makers van al dat buisvoer in overvloedige vraaggesprekken altijd maar beweerden dat wat zij afgescheiden hadden ‘topfictie’ was, met altijd weer een ‘topcast’ in de rolverdeling en een ‘topscenario’ aan de basis, en dat bekende Vlamingen exclusief verzuchtten dat zij het ook niet altijd makkelijk hadden, kan ik nog begrijpen. Maar mij zette die kijkmarathon vooral tot geeuwen aan. En ik dacht ook: soms wou ik dat ik Nina Derwael was.
Ik kwam toch een beetje in de buurt van dat gevoel toen ik op een regenachtige middag een bioscoop in dook en mentaal meedanste met Puerto Ricaanse meisjes die con brio door de straten van New Yorks westkant wiebelden. Die Spielberg, die kent zijn vak wel.