ColumnHeleen Debruyne
Heleen Debruyne: ‘Alle clichés sneuvelen op en rond het voetbalveld: dat mannen zo stoïcijns zijn, hun emoties voor zich houden en niet huilen’
Mijn lief wil voetbal kijken. Ik weet niet wat ik hoor, dacht dat onze relatie deels was gebaseerd op een gedeeld onvermogen om te functioneren in grote groepen, en wat is een meute supporters anders dan een grote groep? ‘Dat is het niet! Het maakt niet uit wie tegen wie speelt. Ik wil ze zien pruilen en janken,’ zegt hij. Pruilen en janken doen ze inderdaad, de voetballers, de supporters, bij winst en bij verlies. Verbaasd kijk ik naar close-ups van supporters van de verliezende partij – nergens anders zie ik types die we zo mannelijk vinden zo publiekelijk hun pijn belijden. Handenwringen, tranen, grimassen, diep, diep verdriet. Zo diep dat ze met z’n allen lijken te vergeten dat hun emoties een niet altijd even frisse miljardenindustrie draaiende houden.
Nu ik het zo bekijk, was het Europees kampioenschap een feest. Ik kan niet wegkijken van die mannentranen, en dat is niet uit leedvermaak. Alle clichés sneuvelen op en rond het voetbalveld: dat mannen zo stoïcijns zijn, hun emoties voor zich houden en niet huilen. Onder hun vlaggen en synthetische pruiken huilen de supporters zoals ik huil op begrafenissen van vage bekenden: al mijn verdrietjes en angsten nemen dan de ruimte die ik ze in het dagelijkse leven niet gun, omdat het in de nabijheid van een kist kan en mag. Een bekend verschijnsel in de psychologie. Mannen huilen tijdens en na sportwedstrijden simpelweg omdat het daar toegestaan is – zowel voor supporters als voor atleten. Volgens een onderzoek hebben atleten die zonder gêne snotteren een hoger zelfvertrouwen en presteren ze zelfs beter. (Kijktip: zoek ‘crying athletes’ op YouTube.) Supporters leven zo hard mee met hun ploeg of favoriete sporters dat ze hun emoties letterlijk overnemen. Maar er zijn ook grenzen, niet alle tranen worden acceptabel gevonden. Atleten die door hun eigen stomme schuld of onkunde verliezen en dan gaan janken, vinden we dan weer niet chic. Opmerkelijk: volgens een onderzoek plaatsten mannen huilen bij het winnen of verliezen van een wedstrijd zo ongeveer op hetzelfde emotionele niveau als huilen bij de geboorte van hun kind of de dood van een geliefde.
Het sportveld is al lang één van de weinige vrijplaatsen voor de doorgaans zo beknotte emotie van de man. Zo ongeveer sinds de negentiende eeuw zijn we gaan geloven dat snotteren iets voor de vrouwtjes is, en dus ook dat echte venten geen emoties tonen. Sport bleef al die tijd een uitzondering: mannen onder elkaar mochten daar wel een traan laten. En zodra sportwedstrijden in de twintigste eeuw op televisie werden uitgezonden, was er geen houden meer aan de emotionele incontinentie van de sportliefhebber, volgens historicus Thomas Dixon. Meer zelfs: we zijn sport onlosmakelijk met emotie gaan verbinden. Eindelijk begrijp ik waarom sportverslaggeving zo alomtegenwoordig is: het gaat niet per se om de techniek, het is puur melodrama. Maar ik wil niet schamper doen over die huilende mannen. Ik weet hoe lekker het is om een potje te janken, ik gun ze de emotionele ontlading van harte. Ook naast het sportveld.