ColumnHeleen Debruyne
Heleen Debruyne: ‘Klootzak met kut’
Als er nu één gluiperige man verkeerd naar me kijkt, vlieg ik hem aan, denk ik. Ik stamp woest over straat, het is me niet duidelijk waarom. Iets met een passief-agressieve e-mail vol tenenkrommende managementtermen, een vervelend telefoongesprek met mijn geliefde, het walgelijke onrecht dat ik een baarmoeder heb en moet bloeden en hij niet, de herinnering aan hoe ik gisteren mijn geduld verloor toen mijn zoon alweer recalcitrant was, het vage gevoel dat ik ondanks mijn levenslange pogingen om niet in de pas te lopen toch te vaak in de pas loop. Dat ik, als ik heel eerlijk ben, niet eens weet hoe ik dan zélf zou willen lopen. Enfin, woest over het leven zelf. Alleen het vooruitzicht van een strafblad houdt me tegen om dure auto’s stuk te trappen of tegen vuilniszakken op straat te schoppen.
‘Kun je nu plots begrip opbrengen voor rellende gele hesjes?’ vraagt mijn lief, die irritant genoeg beweert dat hij nooit de aandrang voelt een voorbijganger aan te vliegen of tegen een vuilniszak te trappen. ‘Of voor hooligans? Straatvechters?’ Met andere woorden, kan ik me inleven in types die we ‘-toxisch mannelijk’ noemen?
Onderzoek wijst uit dat mannen hun woede naar buiten brengen – lees: vechtpartijen, vernielzucht, bedreigingen – terwijl vrouwen veeleer geneigd zijn om hun woede op zichzelf bot te vieren. Zichzelf snijden, eetstoornissen, dat soort dingen. Is dat biologie? Testosteron, spierkracht? Misschien, een -beetje. Maar in welke mate?
Onmogelijk te achterhalen, want boze vrouwen leren al minstens sinds er geschiedenis wordt opgeschreven, dat ze zich maar beter kunnen beheersen. ‘Het is beter te wonen in een woestijn dan met een twistzieke, boze vrouw,’ aldus het Oude Testament.
Gedragswetenschapper Pragya Agarwal schrijft in ‘Hysterical’ dat mannen en vrouwen emoties niet per se anders beleven. De gevoelens van frustratie, onmacht en verdriet die onder hun woede schuilen, zijn dezelfde. De manier waarop ze die kunnen uiten, verschilt wel. Dat wordt bepaald door wat de samenleving van hen verwacht.
En daar is iets aan het veranderen. Ik zie hier en daar boze vrouwen in het publieke debat die zo ongenuanceerd woest en wraakzuchtig zijn dat ze me -irriteren. Mijn irritatie wordt alleen verzacht door de vage hoop dat hun gebries op vooruitgang wijst. Schrijfster Stella -Bergsma roept al jaren dat vrouwen het recht moeten opeisen ook een klootzak te zijn. Het gaat traag, ze krijgen meer commentaar dan boze mannen, maar ik hoor ze steeds vaker. Klootzakjes met een kut. Wil ik ook zo eentje zijn?
‘Misschien ben ik gewoon jaloers op die toxische mannen,’ zeg ik tegen mijn lief. ‘Ook ik zou graag voluit brullen en meppen. En dan heerlijk slapen.’ Maar zo werkt het nooit. In zo’n woedende bui voel ik me heel even krachtig, stoer en opgelucht. Daarna komen spijt en schaamte. Het kan niet anders dan dat toxische mannen die ook voelen. Waardoor ze nog bozer worden. En dus nog toxischer.
Ik gun het vrouwen wel, een beetje blinde woede. In naam van de gelijkheid. Zelf ga ik toch liever naar de -therapeut.