ColumnHeleen Debruyne
Heleen Debruyne: ‘Nee, het ziet er niet goed uit voor de stakers van Delhaize’
Ik parkeerde mijn fiets, stapte gehaast naar de draaideur van de supermarkt en ergerde me: de deur draaide niet. Toen pas zag ik een trosje mensen in rode schorten: de werknemers van de lokale Delhaize. Met bedrukte gezichten stonden ze hun handen te warmen aan kopjes koffie. Juist. De stakers. Ik slikte mijn irritatie in – dan maar zonder lunch de trein op – en wenste ze veel succes.
Want natuurlijk staken ze. ‘Delhaize heeft de intentie om alle 128 supermarkten in eigen beheer in België om te vormen tot aangesloten winkels uitgebaat door zelfstandige ondernemers. Dit is de enige optie om te kunnen blijven investeren in een duurzame toekomst voor Delhaize,’ meldt de directie. Op de website sussen ze de werknemers – en het geweten van de klant – met: ‘Alle personeelsleden zullen volgens de intentie mee de overstap naar de nieuwe zelfstandige uitbaters maken.’ De personeelsleden in kwestie en hun vakbonden weten natuurlijk hoeveel die ‘volgens de intentie’ waard is: evenveel als alle collectieve arbeidsovereenkomsten die de keten eerder al heeft verbroken. En iets ‘de enige optie’ noemen zonder andere besparingsopties te onderzoeken, terwijl je vooral de belangen van je aandeelhouders in je achterhoofd hebt, is een -beet-je flauw. Bovendien staat er meer op het spel dan de arbeidsvoorwaarden van die werknemers alleen. Het afstoten en verzelfstandigen van filialen of bedrijfsonderdelen is een vaak beproefde tactiek om de winst te maximaliseren, met als prettig neveneffect dat personeelsleden versnipperd raken en zich minder goed kunnen organiseren om te onderhandelen.
Terwijl ik mijn reis met een lege maag voortzette, liet ik mijn innerlijke salonmarxist preken. Dat doe ik altijd als een staking me irriteert (afgeschafte treinen, gistende vuilniszakken, gesloten winkeldeuren): ik mijmer over wat de stakingen uit het verleden ons gebracht hebben. De massastaking van 1936, na de moord op twee Antwerpse vakbondslieden. Zowat een half miljoen arbeiders in heel België leggen het werk wekenlang neer. De regering kon niet anders dan een hervormingsplan voorstellen: opslag, betaald verlof, de intentie om de werkweek in te korten, een ziekteverzekering en de verhoging van het kindergeld. De basis voor onze sociale zekerheid. Of de twaalf weken durende staking bij FN Herstal in 1966, toen 3.800 arbeidsters het eindelijk niet meer pikten dat zij voor hetzelfde werk minder loon kregen dan hun mannelijke collega’s. Andere arbeiders (m/v) sloten zich bij hen aan. Met succes, en een politieke mentaliteitswijziging tot gevolg.
Dat gemijmer was drie weken geleden. Ondertussen heb ik veel gewerkt, twee kindervirussen doorstaan en mijn zoon meermaals uitgelegd dat hazen geen eieren leggen. Het regent, ik haast me naar het station, wil nog even lunch halen. Weer die gesloten draaideur: ik was de werknemers van Delhaize en hun sociale strijd helemaal vergeten. Ze staan er nog, kijken nog even bedrukt. Nat, moe en hongerig als ik ben, krijg ik er deze keer zelfs geen ‘veel succes’ uitgeperst. Het ziet er niet goed uit voor de stakers, als zelfs een salonmarxist als ik zich door het minste ongemak laat afleiden.
Lees ook
- Horrorbazen in België: ‘‘Ik praat nooit meer met jou!’ schreeuwde mijn baas hysterisch’
- Kan Camille Dhont ook doorbreken in het Duits? ‘Het is verstandig dat ze nu al zoveel taallessen heeft gevolgd’
- ‘Het zou me niet verbazen mocht God denken: ‘Laat die hele Delhaize maar imploderen’’