ColumnDelpine Lecompte
‘Hij komt klaar ter hoogte van mijn sternum ofschoon ik geen geschikt moedermateriaal ben’
Dichteres Delphine Lecompte bericht een zomer lang over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
Mijn moeder vertelde me onlangs een anekdote over Klaus Kinski. Op de set van 'Fitzcarraldo' werd een rubberplantagewerker in zijn been gebeten door een dodelijke slak. Het gebeurde in het midden van de jungle en het gif zou de man in minder dan dertig minuten de das omdoen. Dus zaagde de man zijn been af en iedereen riep: 'Wauw! Bravo! Wat een heldenmoed!' Iedereen, behalve Klaus Kinski. Hij stond achter een boom te mokken, kwaad dat hij niet in het middelpunt van de belangstelling stond.
Ik begreep die kwaadheid. Een paar dagen geleden kreeg mijn moeder een beroerte en toen moest ik de Klaus Kinski in mij in de kiem smoren. Dat lukte niet zo goed. Naast haar ziekenhuisbed sprak ik manisch en vertederd kwijlend over de grote gestalte en de kinderlijke eetgewoonten van Frank, de voormalige vrachtwagenchauffeur; over de oude kruisboogschutter die verliefd is geworden op de Wit-Russische Oksana, die in gebroken Engels wil weten hoeveel slaapkamers en kaasschaven en gouden caviakooien hij heeft; over mijn gedichten die de mist ingaan omdat ik ze volprop met necrofiele tegelleggers, transseksuele coniferenscheerders, bipolaire garnalenpellers, incestueuze imkers, formidabele zadelmakers, hypochondrische goudsmeden en melancholische baggeraars; en over die hardnekkige eczeemplek op mijn onderarm die de vorm heeft aangenomen van een kozakkenleider in vol ornaat die een splinter uit een leeuwenpoot verwijdert, maar zich met hand en tand verzet tegen zijn heiligverklaring. Mijn moeder zei: 'Vroeger leken al je eczeemplekken op onschuldige vogelbekdieren die lieftallige bultenaars trachtten op te beuren. Ik mis die tijd.' Toen deed ze alsof ze een tweede beroerte kreeg om haar nieuwe vriend Sylvester de stuipen op het lijf te jagen. Ik was trots op het toneelstukje van mijn moeder en kon haar zorgeloos achterlaten.
Vandaag is het zondag, ik wandel met mijn hondjes doorheen het bedrieglijk vrome Brugge. Naast de vuilnisbak in het tuintje van de Sint-Gilliskerk vind ik een stapel dvd's. De bovenste interesseert me omdat Charlie Sheen erin meespeelt. Ik heb een boontje voor Charlie Sheen omdat hij ontwapenend seksistisch en kinderlijk gulzig is, en zichzelf steeds in de nesten werkt. De film heet 'The Wraith'.
's Middags komt de voormalige vrachtwagenchauffeur op bezoek. Terwijl mijn bastaardhondjes de onderste traptreden stukbijten, introduceert Frank boven in de kleine slaapkamer twee vingers te veel in mijn vagina. Zondag ben ik nauw en korzelig. Hij penetreert me en komt klaar ter hoogte van mijn sternum ofschoon ik nog steeds vruchtbaar ben en overduidelijk geen geschikt moedermateriaal. Soit (mijn woord voor berusting, maar noem het geen sereniteit). Na de ejaculatie maakt de voormalige vrachtwagenchauffeur zich niet uit de voeten; hij wil nog een wandeling maken.
We zitten met mijn bastaardhondjes in het park. Een Syrische moeder is bang van de hondjes, maar de kinderen niet. Die zijn zelfs niet bang van Frank, en slechts een heel klein beetje op hun hoede voor mij. Frank drinkt enkele blikjes bier en ik denk per ongeluk aan junkie Danny, die me trachtte te ontvoeren en enkele dagen later stierf in de regen. Zijn grote wens was Toscane zien en deelnemen aan een slangenprocessie. Zijn tweede grote wens was zijn vader, een naargeestige meubelmagnaat, de kop inslaan met een marmeren Demeter. Zijn tweede wens heeft hij afgedwongen op een zaterdagochtend in een zonnebankcentrum genaamd Barry Manilow. Ik was doodsbang van Danny, hij heeft me eens bedreigd met een vork in de refter van het gesticht. Daar werd niet zwaar aan getild.
Ik keer terug naar huis zonder de voormalige vrachtwagenchauffeur. Ik eet een marsepeinen boorplatform en een chocoladen haas vermomd als fazantenjager, en daarna bekijk ik 'The Wraith'. Charlie Sheen speelt een kitscherige wraakengel, van kop tot teen in motorpak gehuld en donker gehelmd. Het is een heel slechte film uit een bijzonder giftig tijdperk, de jaren 80. Nick Cassavetes is een karikaturale, kwaadaardige street racer met een mooie sjamanistische ketting en leren jekker, en met zulke erbarmelijke dialogen dat je zijn ogen ziet smeken: 'Papa, kijk niet naar mij!' Zelfs Sherilyn Fenn, die later de zo slimme en sensuele Audrey in 'Twin Peaks' zal spelen, is hier niets meer dan een bordkartonnen bimbo met beenwarmers, rolschaatsen en een belachelijke zijdelingse paardenstaart. Toch was het geen tijdverspilling, want ik hoorde eindelijk nog eens het machtige, ziekelijke liedje 'Secret Loser' van de prachtige, imbeciele Ozzy Osbourne: 'Could it be that I'm obsessed with feeding my disease?'