columnMarc Didden
Honger, waanzin en misdaad op een zondag
Zondagen? Ik heb ze nooit kunnen verdragen. De ochtenden waren gereserveerd voor Jezus. Daarna besteedde ik het beste deel van de dag aan het opnieuw maken, onder lichte dwang, van meetkundeopdrachten die ik de week ervoor teruggekregen had van de leraar wiskunde. Daarbij hoorde altijd de opmerking dat mijn geometrische werkstukken té slordig getekend waren en daarnaast ook volkomen fout. En ook die vette inktvlek rechts hoorde wellicht niet bij het huiswerk? ‘Om dat soort problemen te vermijden,’ zei de meester fijntjes, ‘is kladpapier uitgevonden.’
Ik vroeg hem ooit waar meetkunde eigenlijk voor diende. Hij zei dat ik dat later wel zou begrijpen, wanneer ik geworden was wat ik wilde worden. ‘Ik wil niks worden, later,’ zei ik dan, wat de goede kop van mijn leraar onmiddellijk in de wanhoopmodus zette.
Soms viel zo’n zondag ook wel mee. Dan vroeg mijn vader of ik geen zin had om eens door het nabije Leopoldpark te gaan wandelen. Een iguanodon of twee goedendag gaan zeggen in het museum aldaar, of de straat oversteken en het toen ook al onbekende Wiertz Museum bezoeken. Ik zei dan ja, maar ik was eigenlijk bang, want ik wist dat mijn levendige fantasie in de clinch zou gaan met die van de miskende meester Antoine Wiertz. Ik was als de dood voor het in een kleine kamer weggestoken horribele chef-d’oeuvre ‘Honger, waanzin en misdaad’, dat ik tegelijk aantrekkelijk en afstotelijk vond, zoals wel meer lekkere dingen.
Ik was het schilderij een beetje vergeten toen ik het vorige week weer tegenkwam aan een wand van Musée Marmottan Monet in Parijs. Mijn toegestane letters zijn nu op, dus ik vertel u volgende keer meer.