columnMarc Didden
Hoogtepunten in Parijs
Mijn rechteroog deed die donderdag nog een inspanning om een laatste stukje Parijs mee te nemen eer ik weer naar mijn dorp keerde. Vanachter de wat besmuikte ruiten van de taxi die over de Seine reed om me naar de Gare du Nord te brengen, zag ik nog net de contouren van de Notre-Dame. Sommigen denken dat die kerk door Walt Disney is ontworpen, maar ik weet wel beter. Mijn vader was, behalve van Beethoven, ook een grote fan van die machtig mooie kathedraal, en voor ik 12 was, had ik alle verhalen over die glasramen daar, over het orgel, over Victor Hugo, over de monsterlijke vuurspuwers en andere drôleries al drie keer gehoord. Maar dat vond ik niet erg. Mijn pa en ik samen in Parijs, dat waren alleen maar hoogtepunten.
Ik lees in een leuk stuk in De Tijd dat landgenoot Bas Smets dat voorplein, en eigenlijk ook de hele umwelt van de Parijse kathedraal, gaat herdenken: zijn ideeën daarover zijn in de bewuste roze zakenkrant glashelder geformuleerd, goed beargumenteerd en ambitieus. Maar tegelijk ook verfrissend bescheiden.
Als ik een niet te flauwe woordspeling kon bedenken waarin de woorden ‘Bas’ en ‘reliëf’ samen zouden werken, deed ik dat meteen, maar er komt me niet zo gauw iets voor de geest. Behalve de volgende vraag, en het antwoord daarop stemt me nu al droevig: waarom liggen het Rogierplein, het De Brouckèreplein, het Muntplein en het Beursplein in Brussel erbij als bescheten kattenbakken, terwijl de genaamde Bas Smets en zijn bureau zich gewoon ophouden binnen onze stadsmuren en straks, tot vreugde van miljoenen bezoekers per jaar, ongetwijfeld één van de wereldwonderen nog mooier gaan maken dan het al is?