columnHerman Brusselmans
‘Iedere evenwichtige volwassene met een zuivere kijk op het leven kan jongeren helpen’
Zoals we weten zorgt het coronavirus voor veel fysiek leed: hoofdpijn, keelpijn, ademhalingsmoeilijkheden, koorts, spierpijn, maagklachten, fluimen, niesbuien, proesten, hoesten, uitputting, smaak- en geurverlies, nog meer fluimen. En een probleem dat een beetje ondergesneeuwd is geraakt: groen kakken. M’n buurman André heeft corona gehad, en die zei tegen mij: ‘Ik kakte groen, Herman.’ ‘Had je niet te veel spinazie gegeten, André?’ vroeg ik. ‘Nee, maar wel rode kool,’ zei hij, ‘dan zou je toch verwachten dat ik rood in plaats van groen zou moeten kakken?’ Kortom, als André hiermee niet het bewijs leverde dat je van corona groen kakt, wie dan wel?
Er zijn ook veel mentale klachten, zelfs zoveel dat de zorgverlening het niet meer aankan. Psychologen, psychiaters, therapeuten, gebedsgenezers, piskijkers, sjamanen, spiritisten, en volgelingen van de dalai lama hebben hun agenda’s volstaan tot september. Vooral jongeren hebben geestelijke malaise te verwerken. Hun toekomst wordt hun ontnomen, ze hebben geen perspectieven, ze zijn oververmoeid en lusteloos, ze missen hun vrienden, ze hebben geen seks meer, masturberen hangt hun de keel uit, ze haten hun ouders, vreemd genoeg kakken ze groen, en een aantal van hen heeft zelfmoordgedachten. Ik vind dat schrijnend. Ik ben van oordeel dat je als jongere volop moet kunnen profiteren van het leven, zonder grenzen en zonder tegenstand van wat of wie dan ook, zonder bijtende uitzichtloosheid, en zonder totale verwarring.
Nu, niet alleen psychologen en hun aanverwante breinbrekers zijn in staat om de jongeren te helpen, iedere evenwichtige volwassene met een zuivere kijk op het leven kan het. Daarom deed ik via de sociale media een oproep aan jongeren in nood om zich tot mij te wenden, want als er één volwassene is die stijf staat van de evenwichtigheid en de zuivere kijk, dan ben ik het. Algauw bood zich een hulpbehoevende jongere bij me aan. Het was de 19-jarige Ashley uit Destelbergen, dochter van gescheiden ouders, ten prooi geweest aan boulimie, haar armen vol met littekens van gekras met messen, verkracht door een oom op haar 13de, aan de alcohol en de drugs geweest, geen enkel diploma tot haar beschikking, en net toen ze zich had herpakt, brak corona uit, zat ze achttien uur per dag in haar kamertje, verloor ze haar interesse in alles en nog wat, en het meest angstaanjagende, zei ze, was dat ze groen kakte. ‘Wees blij dat het niet rood is,’ zei ik, ‘want dan had je te veel rode kool gegeten, wat nergens goed voor is.’ ‘Niets is ergens goed voor,’ zei ze, ‘ik ben het allemaal strontbeu, ik zie geen licht aan het einde van de tunnel, en ik wil dood.’ ‘Wel, Ashley,’ zei ik, ‘nu wil het geval dat ik op m’n 19de ook dood wilde, en toen was er niet eens corona. Welnee, in de jaren 70 was nagenoeg iedereen zo gezond als een vis. Ikzelf was een sportman, intelligent en aantrekkelijk, deed het prima aan de universiteit, had succes bij de meisjes, schreef prachtige gedichten, had een uitstekende relatie met m’n ouders, en m’n vriendin was Miss Waasland 1976. Dus in wezen had ik niets te klagen, en toch wilde ik dood.’ ‘Waarom dan?’ vroeg Ashley. ‘Omdat m’n hamster gestorven was,’ zei ik, ‘verpletterd onder het voorwiel van een Honda Amigo, nadat ze uit haar kooitje was ontsnapt en de straat was opgerend. Daar lag Snoesje dan, op het kille asfalt, heel erg bloedend, en ik nam haar in m’n armen, en smeekte haar: ‘Snoesje, verlaat mij niet, o blijf toch bij mij!’ Maar het hielp niet, haar gebroken oogjes sluitend gaf ze de geest, na nog één keer een kreet te hebben geslaakt die mij door merg en been ging.’ Er liepen tranen uit de ogen van Ashley, en ze zei: ‘Wat een droef verhaal. Als je zoiets hebt meegemaakt, dan lijken alle andere problemen me zo futiel. Uw verhaal leert mij, meneer Brusselmans, dat er jongeren zijn met nog veel meer miserie dan ik.’ ‘Zo wil ik het horen, Ashley,’ zei ik, ‘en als je me nu m’n 60 euro betaalt, mag je daarna opgelucht naar huis gaan.’ Ze gaf mij het geld, en bedankte mij. ‘Nog één ding wil ik zeggen, Ashley,’ zei ik, ‘meisjes met zulke fantastische tieten als jij moeten nóóit zelfmoord plegen. Jullie redden het wel.’ Blijmoedig glimlachte ze naar mij, en ze verliet m’n kleine doch gezellige loftje. Ik hoop dat ik nog een tijdje kan doorgaan met het redden van jongeren uit hun mentale moeras.