columnMarc Didden
‘Ik ben verliefd op Fran Lebowitz’
Lap. Ik heb het zitten. Sedert vorige week ben ik verliefd. Plotsklaps. Na een mail van een vriend die me met zachte dwang aanraadde naar een docuserie te kijken op een betaalzender die ik wel ergens in mijn kijkportefeuille heb zitten, maar waarvan ik telkens de toegangscode vergeet. Toch deed ik wat van me gevraagd werd, en ik was al na enkele minuten helemaal stapel op de vrouw die het onderwerp én de hoofdrolspeelster van de zevendelige reeks bleek.
Ze heet Fran Lebowitz. Ze is zo New Yorks als maar kan. En net zo oud als ik. Ze is officieel schrijfster, maar ze schrijft naar eigen zeggen niet zo graag. Ze praat liever, beweert ze, en praten doet ze beter dan Brugman. Bijna zo snel ook als haar interviewer Martin Scorsese, die in een jaar waarin hij ons al ‘The Irishman’ en ‘Rolling Thunder Revue: A Bob Dylan Story’ cadeau deed, ook nog ‘Pretend It’s a City’ schenkt, een levendige biografie van mijn toekomstige verloofde Fran Lebowitz. Tegelijk is het een boeiend portret van New York City geworden, en en passant van de hele Amerikaanse kunstgeschiedenis van de afgelopen vijftig jaar. Warhol en Calder, de New York Dolls en Charles Mingus, Marvin Gaye, James Baldwin en Toni Morrison: ze komen allemaal langs.
Fran spat voortdurend van het scherm, één en al wit en wijsheid. Ze is tenslotte de nachtburgemeester van the city that never sleeps. Ze doet de kijker, én ondervrager Scorsese, zo vaak lachen dat die spontaan naar zijn astma-inhalator op zoek gaat. Maar ze is geen slappe stand-upcomédienne. In alles wat ze zegt, zit een diepe grond van waarheid. En zoals de oude Romeinen al wisten: verum nocet. Dat is Latijn voor ‘De waarheid kwetst’.