columnmarc didden
‘Ik denk aan mijn jeugd en aan de jonge mensen die dat later niet meer gaan kunnen doen omdat ze geen jeugd gehad hebben’
In de goede stad Brussel wordt dezer dagen een feestbier gebrouwen, zegt men mij. Het gaat ‘Zuur’ heten, wat meteen een idee geeft van wat voor feest dat feest zal worden waar men dat nieuwe bier zal drinken. Of zal ik veiligheidshalve maar schrijven: níét drinken? Want is dat nu niet de echte dramatiek van deze tijd, dat hij later niet zal gedefinieerd worden door wat er allemaal gebeurde tijdens die gekke jaren ’20 en ’21, maar vooral door wat er níét gebeurde toen de pauzeknop van het leven zo nadrukkelijk lang ingedrukt stond?
Zelf red ik het wel, denk ik maar. Er zitten 1.103 nummers van Dylan in mijn computer, dus als ik dat lijstje op repeat zet, komt Kerstmis alweer om de hoek kijken. De stapels ongelezen boeken die zich op, om en onder mijn werktafel bevinden, schat ik qua aantal iets lager in, maar gesteld dat ik zou beslissen om die één voor één door mijn hersenen te jagen, dan haal ik toch ook moeiteloos medio augustus. En telkens als ik Bruegel mis, sta ik na een rit van 14 minuten met bus 33 voor zijn deur, in dat trieste museum aan de Regentschapsstraat.
En ach, zuur bier, dat kan er ook nog wel bij. Wij zijn het hier eigenlijk gewoon om dat te drinken. Charles Baudelaire schaamde er zich al voor in onze plaats. Iemand had hem ooit een Faro voorgezet, en na één slok oordeelde de dichter al: ‘C’est de la bière deux fois bue.’ Ik denk aan mijn jeugd en aan de jonge mensen die dat later niet meer gaan kunnen doen omdat ze geen jeugd gehad hebben. Ik denk van alles, maar vraag me steeds vaker af: wilt u het weten?