ColumnMarc Didden
‘Ik heb Big Bill tientallen keren zien optreden, en heb me nooit verveeld’
Er was een tijd dat de volkskunstenaar Armand Hombroeckx, onder het charmante pseudoniem Big Bill Krakkebaas, tot ver buiten de stadsgrenzen van Leuven bekendstond als een uitstekende blueszanger en gitarist. Ik heb hem tientallen keren zien optreden en ik herinner me van die shows vooral dat ik me er nooit verveeld heb.
Wat een goed teken mag genoemd worden. Ik hoor mezelf ook nog meebrullen met de eerder fundamentele frase ‘Ene mee hesp’, waarop in de regel ook nog ‘Ene mee kaas’ volgde. Maar het meest genoot ik toch telkens wanneer Big Bill en zijn band de ‘Stoose blues’ aansneden. Een slow blues van de hoogste orde waarin de zanger zijn lof betuigt aan het lokale treinstation, de iconische plek die in zovele levens een cruciale rol speelt. Er gebeuren immers veel mooie en droevige dingen in stations. Verwelkoming van familie, vrienden en geliefden. Bijvoorbeeld. En vroeg of laat ook afscheid van diezelfden. Tijdelijk of definitief.
Dat stoose in het Leuvens rijmt op ‘Do es ammesoase’ is mooi meegenomen, maar vooral heel waar. Die wereldse ambiance in en om het station vind je in alle wereldsteden, maar zelfs in een saai dorp is de statie niet zelden de spannendste plek.
Zelfs als ik niet met de trein reis, verken ik overal waar ik kom, nog vóór ik er een museum binnenstap, het plaatselijke station. Ik kijk er naar de mensen of drink er een koffie, lees er de bordjes met daarop de bestemmingen waar ik nooit naartoe wil.
Ik meet er de temperatuur op van waar ik ben terechtgekomen. Ik wissel er ook weleens een woord of zes met de baliebediende. Het wordt straks moeilijk praten met zo’n automaat. Marc Didden