ColumnBataclan
‘Ik kan het zwartkijken niet laten, maar wel altijd in kleur’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété.
Ik zal wel niet de enige zijn die geen gezelligheidsvereniging achter het Internationaal Monetair Fonds zoekt. Laatst spiegelde deze VN-organisatie de wereldbevolking een nabije toekomst voor waar niet meteen op geklonken moet worden. Of juist wél. Volgens het IMF is de zogeheten Grote Lockdown op komst, een economische terugval die, als Covid-19 voor de vorm even is gaan liggen, erger zal zijn dan de Grote Depressie in de jaren 30, en dus véél erger dan de Grote Recessie van 2008. Wordt het hier en daar al gezellig? Hangen de lampionnen al op? Kissen er al varkenskoteletten op de barbecue?
In mijn naaste omgeving zijn er inmiddels al twee mensen hun baan kwijtgeraakt door de coronacrisis, en van een derde, die geen werkzekerheid heeft, is uitgerekend in deze oneigenlijke lente de relatie stukgelopen. Ik heb onderhand begrepen dat je goedbedoelde variaties op 'Gezondheid is de grootste schat' in de gegeven omstandigheden maar beter kunt inslikken. 'Bedenk bij het huidige ongeluk dat het altijd nog erger kan,' bedacht Schopenhauer, en ook die tekst oogstte weinig of geen bijval in mijn naaste omgeving. Schopenhauer is een pessimistisch filosoof. Zelf kan ik, alle verhoudingen in acht genomen, ook het zwartkijken niet laten, maar wel altijd in kleur. Als pessimist ben ik erg op levenslust gesteld, en op paradoxen, en op vermaak in al z'n verschijningsvormen, zelfs als het lering is. Toen een radiopresentator laatst de nieuwe single van Bob Dylan aankondigde, 'I Contain Multitudes', doorvoer me een soort opwinding waar ik in mijn huidige levensfase niet meer op bedacht ben - een sensatie uit mijn meest ontvankelijke jaren, toen ik thuis knel zat bij mijn ouders maar evengoed nog alle kanten op kon. Dylan vat zichzelf, met dank aan de Amerikaanse dichtersvorst Walt Whitman, als volgt samen: 'I'm a man of contradictions, I'm a man of many moods / I contain multitudes'. Ik kikkerde er noemenswaardig van op, terwijl er elders in het stilgevallen vaderland toch nog 170 coronadoden te betreuren vielen, naar verluidt een meevaller. Al spelevarend op het internet stiet ik diezelfde tijdloze dag op 'Groenteman in quarantaine', een podcast waarin Gijs Groenteman telefonisch K. Schippers interviewde, de dichter, romancier en essayist die van onnavolgbaar waarnemen een hoogstpersoonlijke kunst heeft gemaakt. 'Ik heb het nooit druk,' zei K. Schippers, 'want 'het druk hebben' heeft altijd te maken met geen zin hebben in iets, en wat ik doe, doe ik altijd met grote belangstelling.' Uit zijn vitale stemgeluid kon ik niet opmaken dat hij de leeftijd der zeer sterken heeft bereikt en in november al 84 wordt. Voorts kon ik nergens aan merken dat hij 2020 een rampjaar vond, ook al had hij enkele weken voor de pandemie uitbrak - het noodlot is vaker een sick joke - met A-griep en longontsteking in het ziekenhuis gelegen. ''t Was kantje boord,' zei hij zo goed als onbewogen, 'maar nu gaat alles goed; ik ben weer aan de slag.' Toen hij 18 was, schreef hij het beknopte gedicht 'De ontdekking': 'Als je goed om / je heen kijkt / zie je dat alles / gekleurd is'. In mijn kijk op een betere wereld, zouden die vier korte regels tot nagenoeg ieders parate kennis moeten behoren. Ze leggen het wonder in het vanzelfsprekende bloot, ze heffen de evidentie als het ware even op, en er spreekt, naar mijn aanvoelen, uit dat radicaal onbevooroordeelde rondkijken met grote belangstelling ook veel joie de vivre. Alsmede een zweem van humor.
Ik geef me er rekenschap van dat mijn voorstelling van een betere wereld, waar het gedicht 'De ontdekking' een blijk van is, mogelijk een hel zou zijn geweest voor de leraren Nederlands met wie ik in mijn middelbareschooltijd te maken kreeg. Voor die docenten, die in de vroege jaren 70 al ouder leken dan ze voor hun leeftijd hoorden te zijn, hield de Nederlandse literatuur, de échte, net voor de Tweede Wereldoorlog op. Van K. Schippers hadden ze principieel nog nooit gehoord. Ik moet hun dan weer nageven dat ze meer dan genoeg wisten over het gebruik van de puntkomma door de eeuwen heen. Ach, wat dondert het? Liefde voor de letteren is altijd al een buitenschoolse activiteit geweest. Zo'n tien jaar nadat ik met veel vijven en zessen van die treurige school was vrijgesteld, liep ik in de luchthaven één van mijn eertijdse leraren Nederlands tegen het lijf. Hij vertrok naar Indonesië, een reis die hem als eerste prijs in een dicteewedstrijd te beurt was gevallen, zei hij. Hij onthulde voorts dat hij in drie landen en in drie talen aan zulke spellingconcoursen deelnam: in Nederland, Frankrijk en Duitsland. 'Ga daar maar eens aan staan,' zag ik hem denken, en ik mimede enig ontzag. Waarna ik schielijk afscheid van hem nam, want ook ik moest weldra het luchtruim kiezen. Terwijl ik me naar m'n gate repte, stond ik er inderhaast niet bij stil dat alles gekleurd was.
Rudy Vandendaele