ColumnMarc Didden
‘Ik wil nog één keer naar die ene ijsbeer in de Central Park Zoo gaan kijken’
‘Merde!’ zei het meisje, van wie de grootouders misschien nog geitenhouders geweest waren in het Atlasgebergte, terwijl ze in twee gracieuze bewegingen op en daarna weer van bus 33 sprong. Haar vriendin vroeg wat haar in Gods naam bezielde. Ze herhaalde haar ‘merde’ nog eens, luider nu, en voegde daar meteen de uitleg ‘J’ai oublié mon mondmaskère’ aan toe. Het ontlokte mij een glimlach, al kan dat ook een kramp geweest zijn, want wat je gezichtsspieren uitvoeren heb je op mijn leeftijd niet altijd meer zelf in de hand.
Al vind ik tussen 70 en 80 zweven ook weer niet zo erg na een jaar waarin bejaarden als Dylan, de Stones en McCartney hun beste werk in tientallen jaren maakten. En zo was ik ook weer helemaal in mijn sas toen ik op oudejaarsnacht Sir Tom Jones, op bezoek bij ‘Jools Holland’s Hootenanny’, met veel overgave Big Joe Turners onsterfelijke ‘Flip, Flop & Fly’ hoorde uitvoeren, met een lichte knik in de stem toen hij aan de zinsnede ‘I don’t care if I die’ toe was.
Ik zie mezelf niet stokoud worden – dat zeg ik al sedert mijn eerste communie. Maar ik vind altijd wel een reden om nog een klein supplement aan mijn levensloop te breien: ik wil zeker de biopic die Scorsese ooit over Dean Martin gaat maken niet missen. Nog één keer naar die ene ijsbeer in de Central Park Zoo gaan kijken. Met mijn geliefde oesters slurpen in de Train Bleu, met zicht op de perrons van de Gare de Lyon, en niet te ver uit de buurt, een ijskoude fles witte Bourgogne van een goed jaar. En ik wil nog veel meer. Alles zelfs. Maar nu vooral: mon mondmaskère.