columnJan Mulder
Jan Mulder: ‘Luca Brecel was het wonder van dit WK, maar de commentatoren waren ook een genot’
Naar voetbal op de Nederlandse televisie kijk ik zonder het geluid aan. Als ik het om het kwartier even aanzet voor de sfeer in het stadion, leest de commentator nét weer een volstrekt overbodige wetenswaardigheid voor uit zijn stapel overbodig papier, zodat je de knop onmiddellijk weer op nul draait.
De Nederlandse veelspreker bij de recente Franse bekerfinale Toulouse-Nantes zag in opperste verrukking een invaller op het veld komen: ‘Nóg een Nederlander!’ Het betrof de vierde bij Toulouse, het kon niet op. In België heerst dat soort provincialisme ook heel erg, maar laten we dit Nederlandse geval als voorbeeld nemen van de ondraaglijkheid van het commentaar in het algemeen.
Lees ook:
Wie is kersvers wereldkampioen Luca Brecel? ‘Ik zie mezelf op mijn 45ste nog spelen’
Nadat hij had bekendgemaakt dat het om een Nederlander ging, moesten we de volledige loopbaan van die jongen langs allerlei clubs aanhoren, alsmede het opdreunen van diens stamboom. Waar de vader vandaan kwam, herinner ik me niet meer, maar de les mondde uit in: ‘Zijn moeder werd geboren in Polen.’ Wat deze eenvoudige boerenvrouw allemaal voor haar zoon heeft gedaan (’s ochtends na het bereiden van een oergezond ontbijt in een busje naar een berkenbos rijden voor de zware conditietraining onder leiding van vader, etcetera) heb ik niet meer meegekregen, want de geluidsknop stond alweer op z’n laagst.
In de loop der jaren heeft de voetbalcommentator zichzelf gedegradeerd tot een automatische piloot die op zijn scherm een ingooi ziet en dan meent de kijker de zaak uit te moeten leggen: ‘Lapas gooit in.’ En dan mag je blij zijn dat er geen opsomming volgt van de clubs waarvoor Lapas de afgelopen tien seizoenen heeft ingegooid, want het antwoord op die klakkeloze associatiedrift ligt in de uitgeprinte stapel wedstrijdinformatie op zijn tafeltje. En nooit houdt-ie zich eens stil, al is het maar 20 seconden. Spijtig, want echt alle commentatoren hebben liefde voor en kennis van het spel bij de vleet.
Een goede commentator vertelt de kijker soms iets over een bepaalde tactiek of techniek die een speler in de hoek van het strafschopgebied beter had toegepast. Vooral technische duiding is gewenst. Ik kan genieten van de Engelse tenniscommentatoren op Wimbledon die razendsnel elke balwisseling begeleiden met een treffend woord. Of neem de Formule-1 sprekers van Ziggo, Olav Mol en Robert Doornbos, die alles weten van racetactiek en -techniek, motoren, remblokjes en met olie aangekoekte rookkleppen. De kijker begrijpt de manoeuvres opeens wel en geniet daardoor meer van de voorstelling.
De beste sportcommentatoren zitten in Sheffield. Luca Brecel was de ster van het WK snooker in The Crucible, de groep analisten-commentatoren bestaande uit Steve Davis, John Parrott, Ken Doherty, Stephen Hendry, Dennis Taylor en John Virgo was de andere helft van de magie van deze onvergetelijke sportwedstrijd. Vooral Dennis Taylor schenkt de kijker het plezier van de kennis van de geheimen die de soms ingewikkelde en op het oog onoplosbare ligging van 22 ivoren ballen opleveren. Voordat Brecel besluit en aanlegt, legt Taylor op aangename toon uit welke mogelijkheden hij heeft, welke de voorkeur verdient, waar de eventuele gevaren loeren. Luid en enthousiast (ze maken er heus geen dooie boel van) wordt John Virgo op een gepast moment: wanneer de frame met een verbluffende laatste pot binnen is. Luca Brecel was het wonder van veertien dagen Crucible, maar de commentatoren Dennis Taylor en Steve Davis hadden zeker ook een groot aandeel in het kijkgenot.
Lees ook:
Hoe Telenet zijn klanten van het kastje naar de muur stuurt: ‘Een uur lang dat zelfde muziekje, en dan wordt er plots opgehangen’
Louis Vervaeke & Ilan Van Wilder, meesterknechten van Remco Evenepoel: ‘Het gebeurt dat je alles aan het geven bent en Remco in je oortje roept: ‘Rapper!’’