columnJan Mulder
Jan Mulder: ‘Wat is er zo lastig aan een vrije doorgang, met op het einde een vage gestalte onder de lat?’
In Engeland heet het one-on-one, wij zeggen oog in oog. Liverpool - Arsenal, vorige week maandag. De stand is 2-1. Arsenal-spits Alexandre Lacazette breekt halverwege de helft van Liverpool door de verdediging. Voor hem gaapt het open veld, hij is vrij. Maar de vrijheid ligt hem zwaar op de maag: falen mag nu absoluut niet. Lacazette rukt verder op, kijkt onder de oogleden door nog eens naar het doel, de plek van de waarheid. Na een voor zijn gevoel eindeloos lijkende tocht bereikt Lacazette de zestienmeter. Hij legt aan en schiet tegen de uitgekomen keeper. Zijn coach Arteta is na afloop onverbiddelijk: ‘When you get through one-on-one... you have to score!’
Waarom komt niet-scoren dan vaker voor? Onlangs nog, één minuut voor het einde in het duel om de Europese Supercup tussen Bayern München en FC Sevilla, sprintte Youssef En-Nesyri bij een gelijkstand door een door Jan en alleman verlaten gebied, met de bal aan de voet in de richting van doelman Manuel Neuer. Ter hoogte van de penaltystip en enkele meters van de verschrikkelijke Manuel vandaan, besloot Youssef te schieten. Neuer duwde de schuiver met de vingertoppen naast het doel en Bayern München won in de verlenging. Trainer Lopetegui van Sevilla nam En-Nesyri niets kwalijk en getuigde zo van meer kennis van het zenuwstelsel dan zijn collega Arteta.
Wat is er zo lastig aan een vrije doorgang, met op het einde een vage gestalte onder de lat? Je gaat denken. ‘Doelman dribbelen; bal rustig onder hem door schuiven of gewoon hard schieten; chippen misschien; is er nog iets anders?’ We heten niet allemaal Piet Fransen. Die sluwe middenvelder van FC Groningen, in het dagelijks leven melkboer, was het gewend een babbeltje met de klant te maken. In een competitiewedstrijd tegen Feyenoord kwam Fransen eens alleen voor keeper Treijtel, bleef even staan en riep: ‘Wat wil je hebben Eddy, een vlaflip?’ Treijtel had daar niet van terug en Piet tikte de bal zachtjes in het net.
Terug naar het heden en het open veld dat angstig maakt. Onderweg naar het niet te missen doelpunt kijk je nog eens naar het doel. Kleiner dan ooit nu. De duizenden op de tribune kijken mee. Je voelt de druk stijgen. De kunst is het uitschakelen van het brein en het aanhouden van je vloeiende ritme. Hoe doet men dat? Moeten Lacazette, En-Nesyri en co. naar de psycholoog of een statisticus? Heeft de wetenschap bepaalde mentale handgrepen paraat of nuttige data qua diverse mogelijkheden om je aan vast te klampen?
Hoeft niet. De ervaring met het missen van de eenvoudigste kansen heeft ondergetekende geleerd dat je de keeper het best op snelheid voorbij kunt dribbelen. Maar zo'n keeper zit ook niet stil natuurlijk, hij neemt tegenmaatregelen. Jan Plekker van ZFC en aardrijkskundeleraar op een middelbare school te Medemblik in de jaren 60, vertelde me eens dat hij in wedstrijden waarin hij niets te doen kreeg al ijsberend door zijn strafschopgebied sonnetten van Shakespeare reciteerde. Hield hem warm. De moderne keeper in een one-on-one met een aanstormende aanvaller zou ik een variant op dit mooie literaire middel willen adviseren: doe een drillrap. Het internet wemelt van de uitstekende teksten. Leer een gemene uit het hoofd en zing hem met de bijhorende handbewegingen op het kruis van het voetbalbroekje en de klep van de pet scheef in de nek. Een spits raakt dan behoorlijk van slag (Lewandowski houdt van James Last). Het gevolg is dat zijn concentratie een fractie van een seconde hapert, ruimschoots voldoende om hem af te leiden van zijn taak: scoren.