Open Venster
Leonard Nolens staat bovenaan op het lijstje van dichters om zeker niet te vergeten’
Bij het lezen van het interview met de ‘grijze eminenties, iconen van onze cultuur’ Leonard Nolens, Johan Leysen, Guy Cassiers en Luc Coorevits naar aanleiding van de première van ‘Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen’ ging er bij mij onmiddellijk een belletje rinkelen. De titel komt namelijk uit een opmerkelijke gedichtenreeks van Nolens uit 2011.
Ik citeer het eerste van twaalf gedichten van die cyclus:
‘Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen
Zeg dat wij kinderen maken ’s nachts
Om ze ’s ochtends zachtmoedig te kraken, zeg
Aan de zoon als hij dwarsligt aan tafel en zingt
Om met liedjes zijn honger te stillen, zeg
Dat wij de muziek uit zijn mond zullen nemen,
Dat wij hem klein zullen krijgen met melk
En slaag, met zuurverdiend brood en examens.
Zeg dat zijn dorst de manieren moet leren
Van ons, een dwergvolk van vaders en moeders.
Wij hebben geen noten op onze zang.’
Leonard Nolens staat bij mij samen met Leonard Cohen bovenaan op het lijstje van dichters om zeker niet te vergeten. Maar zoals Nolens terecht met zijn gevleugelde woorden over uiteindelijke betrekkelijkheid zei, staat het als een paal boven water dat er ‘vergeten schrijvers/dichters in overvloed zijn’. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Hugues C. Pernath (1931-1975). En wie herinnert zich nog Jotie T’Hooft (1956-1977)?
‘Op een dag zal ik weg zijn en
wat dan? Verdwenen zonder een
teken te geven of te nemen en
het puin dat ik achterlaat is
niet langer lachwekkend.
Want wie zoals ik nooit heeft
gebouwen laat niets achter dan
verwachting en verwarring en
wat dan?’
Hoogstwaarschijnlijk staat Leonard Nolens die vergankelijkheid ook te wachten. Zoals Hugo Claus ooit zei: ‘Als er één gedicht van mij niet in de vergetelheid verdwijnt, ben ik een tevreden man.’
Luc Maeckelbergh, Antwerpen.
Hebt u ook een brief in de pen zitten? Mail naar openvenster@humo.be of vul onderstaand formulier in: