ColumnBataclan
‘Lubachs satire zou ter rechterzijde van rechts dienst kunnen doen als propagandamateriaal’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété.
Het was in die dagen dat theatermakers, mijn bentgenoten van weleer, zich de armoedegrens al veel beter konden voorstellen dan vóór het uitbreken van de pandemie. Er bezweken nog zo'n tachtig Belgen per dag aan Covid-19, een dodental dat volgens experten de goede kant opging. Men stelle zich een dorpsplein voor waarop tachtig doodskisten in carré staan opgesteld. Aan dit tafereel voege men voor de aanschouwelijkheid een rouwende menigte toe, en men denke er naar beste kunnen het zijne van. Het was in die dagen dat mijn naasten en ik vooralsnog van Covid-19 gespaard bleven. We hoefden ons, als we al honger hadden, nog altijd niet op de voedselbank te verlaten. We beschikten ook over voldoende geld om ons in de stoffenwinkel, een prettig geurende handel, een lap katoen of linnen voor de vervaardiging van nog meer mondmaskers aan te schaffen. Ik had dus niet te klagen, maar toch ging ik door een dalletje. De laatste tijd zie ik ons aller voorbijgaande aard namelijk nog helderder in dan gewoonlijk: life's but a walking shadow en dan zwijg ik nog over de ongemakken. Nog voor ik het op een simmen kon zetten, gaf mijn markante maar daarom niet minder eigenaardige vriend H. Wuipel, handelaar in brocante, me met een sms te kennen dat hij 'er nauwelijks iets op tegen zou hebben' om een videogesprek met mij aan te gaan. Bedekt met de uitwaaierende vedertooi van, naar ik aanneem, een opperhoofd van de Sioux, kwam zijn karakterkop weldra beeldvullend in beeld. In onze omgang zijn H. Wuipel en ik, twee bevoorrechte blanke homines ludentes, er herhaaldelijk op uit om elkaar te ontregelen. Daarbij is het zaak geen spier te vertrekken als de tegenspeler zich onaangekondigd als Sitting Bull voordoet. Tijdens ons videogesprek, waarin we naar gewoonte een stuk of wat praathaantjes uit de media afbrandden, en, eenmaal op dreef, ook de vloer aandweilden met een ruime selectie uit het Wetstraatvolk, deed ik alsof ik H. Wuipels ontzagwekkende indianentooi niet zag, en zelf kikte hij er uiteraard ook niet van. Zo is het spel, zo zijn de regels en zo moet het gespeeld worden.
'A propos,' sprak H. Wuipel, 'heb je die - hoe heet hij? - Lubach gezien op NPO 3, toen hij zijn knijpkat op België liet schijnen?' Iemand die in brocante doet, weet wat een knijpkat is. Welzeker, die aflevering van 'Lubach op zondag' was me niet ontgaan. Arjen Lubach, die zijn momentum al wel tien tv-seizoenen lang weet te rekken, zei met z'n ingebakken grijnsje dat hij zich grote zorgen maakte over ons, Belgen, zijn zuiderburen. Het was sinds 1997 geleden, toen het lied 'Heer, heb meelij met de Belgen' aan Freek de Jonge ontsnapte, dat wij Belgen ons nog in Nederlandse bezorgdheid mochten verheugen. Lubach sloofde zich uit om onze failed state voor Nederlanders te verklaren. Behalve aan onze schandalige regeringscrisissen, onze bestuurlijke warwinkel en onze niet meer te delgen staatsschuld, beleefden hij en zijn redactie ook veel plezier aan het denkbeeldige Nederlands van Elio Di Rupo, en aan die keer dat Yves Leterme de Marseillaise voor de Brabançonne hield: een gouwe ouwe. De onechte dochter van Albert II, en de desbetreffende ontkenningsfase van de vorst, mochten kennelijk ook niet ontbreken in het ziektebeeld van België. Ook Gert Verhulst, die het volgens zijn legende met twee derde van de eerste K3 heeft gedaan, en in een zwak moment ook met die pratende bobtail, zou luidens Lubach iets met de Belgische neergang te maken hebben. Dat België 'het wolvenkruispunt van Europa' is, daar hoorde je hem dan weer niet over. Om ons uit de nood te helpen, vond Arjen Lubach dat Nederland Wallonië zou moeten inlijven - Vlaanderen wilde toch altijd al onafhankelijk zijn. 'Als we de A2 doortrekken, krijgen we eindelijk een verharde weg naar Frankrijk,' klonk het. Allemaal satire, hoor - satire die ter rechterzijde van rechts in Vlaanderen, lieden voor wie België al heel lang mag barsten, ook als propagandamateriaal dienst zou kunnen doen. Lekkewww multifunctioneel dus. 'Is het je ook opgevallen,' vroeg H. Wuipel, 'hoe meedogenloos, zelfs vijandig het studiopubliek lachte? Het soort gelach dat ik met oranje campingsmokings associeer. 't Is gek, maar na dit programma vond ik de Duitsers veel betere buren dan gewoonlijk.' Er viel een stilte. 'Sioux?' hoorde ik mezelf ineens vragen. 'Neen,' antwoordde H. Wuipel, 'Cheyenne'.
Rudy Vandendaele