Rudy Vandendaele
‘Mannen die zonder handen wildplassen, doen het niet zelden in hun broek’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété
Die winteravond schonk de hoofdredacteur van Humo me in een niet nader genoemd etablissement een derde glas wijn in, terwijl hij zo terloops mogelijk vroeg hoe het onderhand met mijn schrijflust was gesteld.
Welnu, sinds de Federale Pensioendienst in mijn levensonderhoud voorziet, heb ik geen letter meer geschreven. 't Is te zeggen: ik ben er niet meer voor gaan zitten. Wat me niet heeft belet om het hartverscheurende leven, zoals het zich aan mij voordoet, in woorden te blijven vatten, maar dan louter in gedachten en voor persoonlijk gebruik. Op die manier probeer ik toch een béétje greep op de kosmische janboel te krijgen. Ieder zijn illusie. Ieder zijn huismiddeltje om de depressie op een werkbare afstand te houden. Maar laat ik thans, al was het maar om interessant te doen, een raadgeving van Godfried Bomans aanhalen, een schrijver die ik al in mijn knapenjaren, toen ik me op last van mijn moeder nog in een groene loden vertoonde, gretig las - begrijpend lezen was hier te lande nog geen probleem in die dagen, net zomin als DDT en asbest. Onderhavige Bomans schreef: 'Wantrouw elke drijfveer tot schrijven, behalve de vreugde van het formuleren.' Dat neem ik graag ter harte. Als notoir pleitbezorger voor de vreugde formuleer ik aan één stuk door, soms op het wanhopige af. Op straat spreek ik in mezelf, wat nauwelijks nog opzien baart nu menigeen handenvrij, met luider stemme en troppo espressivo loopt te telefoneren in de openbare ruimte: dorpsgekken op weg naar een dorpsgekkenconferentie in de stad. Eén van hen ben ik, maar dan van de smartphone onthecht en dus vanzelf handenvrij. Mannen die zonder handen wildplassen, doen het niet zelden in hun broek, bedenk ik ineens, want zelfs nu kan ik het formuleren niet laten.
Terwijl hij me kwistig bijschonk, stelde de hoofdredacteur van Humo, een man van smaak, me voor een rubriekje te verzorgen, dat ik geheel naar eigen goeddunken zou mogen inkleden. Het geval wilde dat ik niet stond te trappelen om het landelijke columnistenoverschot nog te vermeerderen. Ik ben, wat dat betreft, mijn geldingsdrang allang meester. Daar komt nog bij dat ik niet bulk van de meningen. 'Schrijven is schrappen,' luidt een bekend inzicht van alweer Godfried Bomans. Ferme meningen, die naar activisme rieken of anderszins pamflettair lawaaien, schrap ik liever vóór ik schrijf. In één van hun roddeleske dagboeken maken de gebroeders Goncourt gewag van ene Morère, een journalist die binnen gehoorsafstand gezegd zou hebben: 'Ik heb geen meningen, maar antipathieën.' Toen ik dat las, meende ik op een universele grond van waarheid te stuiten. Voor het overige behoor ik liever tot het geletterd variété dan tot het opiniewezen.
Nu, de hoofdredacteur van Humo had het goddank niet over een column maar over een 'rubriekje'. Dat klonk behapbaar, aangenaam lichtvoetig ook, al had 'stukje' de voormalige broodschrijver in mij nog het meest aangesproken - een stukje over alles en niets in het bijzonder, een 'rubriek-à-brac' formuleerde ik langs de neus weg, in het volle besef dat er in sommige landen een lijfstraf op woordspelingen staat.
Met een discreet handwenkje, waar alleen in hun vak vergrijsde kelners nog oog voor hebben, liet de hoofdredacteur van Humo een nieuwe fles wijn voor volwassenen aanrukken. Hij liet er kennelijk geen gras over groeien, want nog voor ik hem een bijdrage aan Humo had toegezegd, vroeg hij me al hoe mijn aanstaande rubriekje zou heten. 'Aanvullend pensioen' flapte ik eruit - een bijwerking van de wijn wellicht, of anders het gevolg van een recente tandartsrekening. Maar goed, anderhalve ademtocht later kwam 'Bataclan' in me op, de welluidende naam van de Parijse concertzaal die, althans in mijn kijk op de wereld, sinds 13 november 2015 symbool staat voor de vrijheid waarvan ik nooit ofte nimmer afstand wil doen, om de dooie dood niet.
Ziezo, de kop is eraf, zoals ijveraars van 't kalifaat plachten te zeggen, waarna ze fluks hun moordwapen gingen schoonspoelen. Hygiëne boven alles.