ColumnDelphine Lecompte
‘Mijn borsten zoeken almaar inniger contact met mijn sleutelbeenderen’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
De voormalige vrachtwagenchauffeur ligt naast me te slapen, met zijn lange Nazarenerharen gedrapeerd over zijn kussen, en deels over het mijne. Ze ruiken naar argeloze kraagluiaards en naar gesluikstorte broodroosters, besmeurd met wombatfeces, een zalige, weeë, atavistische geur die me geil maakt. Het is gemeen om iemand wakker te maken die slaapt, maar nood breekt wet. Ik bijt in de schouder van de voormalige vrachtwagenchauffeur en hij wordt korzelig en gedesoriënteerd wakker. ‘Veronique? Heb je eindelijk ingezien dat die vadsige matrassenmogol met zijn marmeren poema’s en zijn steriele villa’s in Bratislava en zijn gepoch over nooit opgehelderde wurgmoorden in zonnebankcentrum Cleopatra geen geschikte schurk is voor jou?!’
‘Ik ben Delphine en ik zou nooit verliefd kunnen worden op een vadsige matrassenmogol met als voornaamste troef marmeren poema’s.’ Zonder rancune pijp ik de voormalige vrachtwagenchauffeur. Hij komt ontstellend snel klaar en veegt het zaad van zijn buik met een versleten T-shirt van Ronnie Van Zant.
Nu eten we in kleermakerszit potjes rijstpap als blozende putti, of als lijmverslaafde zwerfkinderen die zopas een folkloremuseum en een methadonkliniek in brand hebben gestoken. Ik eet tot ik ziek word en ik kots in de gootsteen. Een slome duizendpoot raakt verstrikt in mijn braaksel, en ik moet denken aan het verhaal van de misantropische antipathieke Bernadette. Op het strand van Blankenberge zag ze eens een non in drijfzand terechtkomen, ze dacht aan alle pesterijen met harde woorden en notenkrakers die haar door de nonnen waren aangedaan op de kostschool, en ze besloot de non niet te helpen. Helaas dook er een barmhartige samaritaan in de vorm van een naïeve roodharige pistoolschilder op, en hij trok zonder veel moeite de non op het droge. Bernadette liep weg en adopteerde veertien hoogmoedige chowchows met alopecia en zeventien incontinente dwergpoedels met priemende Bette Davis-ogen, het was een vorm van boetedoening.
De voormalige vrachtwagenchauffeur strikt zijn haren en likt mijn vagina in de zetel. Hij gaat wild tekeer als een uitgehongerde Nijlvaraan, of als een Roemeense gynaecoloog die na een lang symposium over ontstekingen in het kleine bekken eindelijk naar de lokale interpretatie van ‘A Streetcar Named Desire’ mag gaan. It’s a gas!
Het is nog maar negen uur ’s ochtends, we herbekijken het eerste seizoen van ‘The Sopranos’ en opnieuw kost het ons geen enkele moeite om het buitensporige geweld en de geweldige hypocrisie van Tony Soprano en zijn trawanten met de mantel der liefde te bedekken. Enkel de moeder van Tony is volstrekt hatelijk, maar toch ook bijzonder slim en komisch.
Dan neem ik een douche en onder de weldadige stralen neem ik me voor om vandaag naar het paleis van de oude kruisboogschutter te gaan en hem te helpen met enkele huishoudelijke karweien. Maar het mag niet opvallen, want hij is een trotse 88-jarige ex-militair, en geholpen worden door een frêle werkloze vrouw zonder kinderen en zonder zichtbare eretekens is het toppunt van vernedering voor een dergelijke fatterige, pompeuze, gefrustreerde onderofficier.
Ik droog me af en bekijk mijn bovenlichaam onkritisch in de spiegel. Ik zeg driemaal luidop: ‘Isaac Newton was een maagd, Isaac Newton was een maagd, Isaac Newton was een maagd.’ Het is mijn toverformule tegen de zwaartekracht, en het lijkt te helpen, want mijn borsten zoeken almaar inniger contact met mijn sleutelbeenderen en ze gunnen mijn navel geen blik waardig. Ik trek mijn kleren aan, neem afscheid van de voormalige vrachtwagenchauffeur en ren naar het verstikkende paleis van de oude kruisboogschutter.
Hij is witlof aan het stoven, terwijl zijn chagrijnige kanarie een bad neemt in een terracottaschaaltje dat vroeger diende voor punaises, carnavalsmedailles en luciferdoosjes van verzekeringsmaatschappijen. De kanarie was een verjaardagsgeschenk van mij, en toen de oude kruisboogschutter eens twee weken in Wenen was, heb ik mijn uiterste best gedaan om een band op te bouwen met de barse vogel, maar hij wees mijn kazen en mijn miniatuurflesjes brandewijn van South African Airways koudweg af. Pas toen ik de gedichten van de guitige briljante pedofiel Jan Hanlo begon voor te lezen, kwam de kanarie op mijn schouder zitten, maar onafscheidelijk zijn we nooit geworden.
Ik schrob de zeeflepel, de mandoline en de harpoen van de oude kruisboogschutter schoon. De harpoen heeft hij gekregen van een racistische bobijnster wier leven hij heeft gered in een duikboot. Ze heette Eureka.