columnMarc Didden
‘Mijn vader stapte uit de 2cv. ‘Wie was die vrouw aan het stuur?’ vroeg mijn moeder. ‘Prinses Paola,’ antwoordde pa’
Ik was 15 jaar in 1964 en op de 31ste mei van dat jaar bevond ik me in het Heizelstadion op een groot feest dat ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van het Belgische Rode Kruis. Het was mij vooral te doen om aangekondigde optredens van onder anderen Salvatore Adamo en The Cousins, want op tweemaal Cliff Richard & The Shadows na en één keer Bobbejaan Schoepen maakte ik toen werkelijk nooit optredens mee.
Ik weet ook volstrekt niets meer over dat concert. Ik heb Adamo die dag ook helemaal niet gezien en zelfs nauwelijks gehoord. Wellicht omdat ik een gratis stoel bezette die zich veel te ver van het podium bevond. En ook omdat de toenmalige versterkers en luidsprekers nog niet de kracht hadden om een heel voetbalveld van goede klank te voorzien.
Later op de avond zag ik op het RTB-nieuws dat Salvatore die middag zijn nieuwe single had gezongen, dat die ‘Dolce Paola’ heette en opgedragen was aan Paola Ruffo di Calabria, onze nieuwe prinses. Zij was die middag blijkbaar ook aanwezig geweest in de eretribune, recht tegenover waar ik was geparkeerd. Ze had een traan weggepinkt toen de zanger haar in de volle Heizel meldde dat hij van haar gedroomd had, dat zij een ‘dolce chimera’ was, alsook ‘una colomba fragile’.
Balans van die dag: ik ben één van de duizenden mensen die op één en dezelfde dag zowel Salvatore Adamo als prinses Paola níét hebben gezien.
Een jaar of tien later stopte een 2cv voor onze deur. Mijn vader, die bij Thurn en Taxis werkte, stapte uit. ‘Wie was die vrouw aan het stuur?’ vroeg mijn moeder. ‘Prinses Paola,’ antwoordde pa.
Na controle bleek dat ook nog écht waar.