columnMarc Didden
‘Moge God Lisa Marie, het kind met de twee mooie voornamen, eeuwige rust bezorgen’
It’s Now or Never, zal Elvis Presley gedacht hebben toen hij in 1959 op bezoek ging bij de familie Beaulieu, in de buurt van Frankfurt, waar de jonge Priscilla een pleeghuis had gevonden na de plotselinge dood van haar natuurlijke vader, de US Navy-piloot James Wagner. De Beaulieus waren een deel van wat men toen het ‘bezettingsleger’ noemde, een militaire machine die de Duitsers moest straffen voor hun balorige gedrag tijdens WO II.
Priscilla’s stiefvader was daar om beroepshalve het vrije Westen te dienen. Elvis deed er gewoon zijn legerdienst en probeerde een modelsoldaat te zijn. Maar op een feestje zag hij in een hoekje het 14-jarige bloedmooie meisje Priscilla zitten, en toen namen zijn hormonen het over. Toen Presley na een goed jaar weer verhuisde van Bad Nauheim naar Memphis, dachten haar ouders: het zal zijn tijd wel duren!
Maar de King gaf niet op. Hij belde het nog altijd erg minderjarige meisje zijner dromen dagelijks op en kreeg haar vader, na veel vijven en zessen, en ook enkele zevens, zover dat ze ‘op vakantie’ mocht naar Graceland. Daar leefde ze officieel bij Elvis’ familie, maar vrijwel onmiddellijk trok ze in bij de man die vanuit zijn bekken kon zingen.
Er kwam seks van, en liefde, en een trouwfeest, en precies negen maanden later een kind. Dat kreeg niet één maar twee voornamen, en nog wel hele mooie: Lisa Marie. Dat meisje werd een vrouw. Een vrouw met, zoals u de afgelopen weken uitgebreid kon lezen in Vlaanderens tabloïde persorganen, een moeilijk leven.
Een kind van de rekening. Moge God, of zijn Little Sister, haar eeuwige rust bezorgen.