ColumnBataclan
‘Noem mij gerust een colorist met een hang naar ongemakkelijk amusement’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété.
Toen er in ons land gemiddeld nog maar acht stervelingen per dag aan Covid-19 bezweken - er hing een weifelende hoerastemming in de lucht - verplaatste ik mijn bubbel voor het eerst sinds maanden naar het platteland tussen Schelde en Leie waar de nog altijd lezenswaardige schrijver Cyriel Buysse ooit thuis was. Daar, in een welriekende tuin, een gaarde van vóór de zondeval, ontmoette ik op anderhalve meter afstand een veilig aantal generatiegenoten over wie ik, hoe blank en bevoorrecht ze ook mogen zijn, waarlijk niets slechts te melden heb, of toch weinig. Zonet ontglipte me het taboewoord 'blank', wat opgewonden standjes mij tot lang na hun dood zullen nadragen. Mijn woordgebruik wijt ik aan zowel mijn taal- als kleurgevoel dat mij ingeeft dat wit de aller-, állerbleekste schakering is van een dood bleekgezicht onder een tl-balk in een mortuarium, en zelfs die lijkkleur is lang niet wit genoeg om voor wit te kunnen doorgaan. Noem mij gerust een colorist met een hang naar ongemakkelijk amusement. Maar ik wilde de lezer, een eenling, eigenlijk enige bevoorrechte witte generatiegenoten opvoeren met wie ik laatst, ergens in Eden, gele frambozen at en koele rosé dronk, als we het dan tóch over kleur hebben. Mijn generatiegenoten en ik hebben het intussen veel vaker dan vroeger over enge ziektes en over de Man, Vrouw of Trans met de Zeis, maar zodra we er kans toe zien, reppen we ons een zijpad in dat in lachen doodloopt. Terwijl ik mijn gezelschap overzag, dacht ik er ineens aan dat de meesten van ons al op aarde waren toen John F. Kennedy, de 35ste president van de VS, op 22 november 1963 in Dallas werd vermoord. Dat kwam in me op omdat ik eerder die week wel tien keer naar 'Murder Most Foul' had geluisterd, een song van lange adem, waarin Bob Dylan gedurende bijna 17 minuten over de moord op JFK psalmodieert. Al zingzeggend uit de diepten lijkt hij een samenzweringstheorie aan te hangen. Dylan refereert in litanievorm ook aan tientallen songs en artiesten en populaire cultuuruitingen: huiswerk voor de dylanoloog - tot op heden geen knelpuntberoep, maar wel leuker dan burgerlijk ingenieur. Ik weet eigenlijk niet wat ik van 'Murder Most Foul' vind, maar dat heeft me die week niet belet om er bijna drie uur van mijn leven aan te besteden, zonder morren, alsof ik nog tijd zat heb. Het is ongemakkelijk amusement, denk ik, dat alleen Bob Dylan is toevertrouwd, een soevereine en autonome Song & Dance Man die het op een keer behaagd heeft de Nobelprijs voor Literatuur niet in hoogsteigen persoon op te halen.
'Murder Most Foul' voerde me ook naar de 'Bobcast', een podcast in de aanloop naar Dylans 80ste verjaardag op 24 mei 2021. Ik ving het flux de paroles op van iemand voor wie praten een sporttak is, of toch iets waar haast mee gemoeid is: Matthijs van Nieuwkerk, eens de ringmeester van wijlen het praatprogramma 'DWDD'. Ook nu weer deed hij wat hij niet kan laten: zonder omzien zijn ongetemperde enthousiasme uitventen. Hij bleek een fan van Bob Dylan, wat naar mijn aanvoelen iets anders is dan een bewonderaar. Een fan vraagt zich bijvoorbeeld hardop in een podcast af of Dylan wel gelukkig zou zijn. En de eerste internetsite die een fan als Matthijs 's ochtends na het ontwaken aanklikt, is, ook al woedt er dan een pandemie, 'Expecting Rain', het volkomen webadres inzake all things Bawb. Toen de jonge Dylan ter sprake kwam, en diens omgang met de medemens in de klassieke documentaire 'Dont Look Back' van D.A. Pennebaker, zei Matthijs van Nieuwkerk: 'Niet sympathiek. Ik kan hem niet eens op íéts sympathieks betrappen.' Als fan had hij zijn Dylan graag wat aardiger gewild. 'Eigenlijk hadden we allemaal wel een jongetje in de klas dat een beetje op Dylan leek,' zei hij ook nog, 'en dat was niet je vriend.' Bij mij in de klas zat helaas nooit iemand die mij aan Dylan deed denken. Laat de jonge, branieachtige, snerende, naar z'n mondharmonicahouder happende Dylan van omstreeks 1966, de scherpzinnige etter met z'n ragebol, zijn Ray-Ban en zijn fantasmagorieën, de uitgetreden folkie die zich tot de elektrische rock-'n-roll had bekend, toevallig míjn favoriete verschijningsvorm van Robert Zimmerman zijn. Die blijft voor altijd jong, althans: in het pantheonnetje tussen mijn oren.
Iemand schonk me bij en vroeg of ik nog een framboosje bliefde. Het was een veelbelovende vervroegde zomeravond, daar in Eden, maar laat ik de ware zomer van 2020 toch maar overslaan. Zo, tot in de pruimentijd misschien, als de najaarsluchten jachten en het virus, of een volle neef ervan, weer aanstalten maakt. Mogelijkerwijs.
Rudy Vandendaele