columnDelphine Lecompte
‘Sinds ‘De slimste mens’ is mijn vagina arrogant geworden. En mijn ellebogen ook’
De voormalige vrachtwagenchauffeur knabbelt aan mijn vagina. Ongewild moet ik denken aan de wandelende tak die ik liet ontsnappen in het biologielokaal, en natuurlijk was er een klaspsychopaat Jerry genaamd die zijn sneaker op de wandelende tak plaatste en zichtbaar genoot van het misselijkmakend gekraak.
Toen ik thuiskwam, wilde mijn moeder me seks uitleggen. Ze wist niet dat ik een maand eerder in de reisbus op weg naar Versailles onder een gewatteerde winterjas was ontmaagd door de kleine vinnige Jacques, zoon van een bedlegerige Cobraschilder en een Macedonische bordeelhoudster. Iedereen lachte Jacques uit vanwege die moeder, en daarom had ik de penetratie in de bus toegelaten. Versailles was afgrijselijk, vooral de sinistere gouden gordijnkwasten en de steriele zielloze spiegelzaal.
De voormalige vrachtwagenchauffeur hapt naar adem en zegt verwijtend: ‘Sinds je deelname aan ‘De slimste mens’ is je vagina arrogant geworden.’ Ik zeg kinderachtig: ‘Mijn ellebogen en de eczeemplek op mijn rechterscheen die op een gestrande narwal lijkt ook!’
Nu luisteren we naar het liedje ‘Highway Star’. Ik hou vooral van het instrumentale gedeelte waarin toetsenist Jon Lord de teugels viert. Ik probeer er rustig van te genieten, maar de voormalige vrachtwagenchauffeur port mijn buis van Eustachius met zijn tong waar Gene Simmons een puntje aan kan zuigen. Ik bedoel: met zijn slordige tong die ik associeer met krampachtige communiefeesten en overvolle terraria. Ik hou van die tong, maar hij moet in het gareel worden gehouden. Ik duw de voormalige vrachtwagenchauffeur van me af. Hij is kwaad en om me te pesten legt hij de onnozele naïeve simpele nostalgische misogyne Kid Rock op, die haast even griezelig is als het achterlijke banjokind in ‘Deliverance’. Nee, veel griezeliger. Het was Kid Rock die de wandelende tak in het biologielokaal vermorzelde.
Ik verlaat de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur en loop naar het prachtige herenhuis van mijn moeder. Ben ik jaloers op haar Javaanse schaduwpoppen, haar kelims met okapibloedvlekken, haar schrompelkoppen uit Papoea-Nieuw-Guinea, haar verzameling vingerhoeden uit het voormalige Oostblok, en haar eerste druk van ‘The Sound and the Fury’? Hoegenaamd niet. Wat een ballast! Mijn moeder laat me binnen en eet op provocerende wijze okkernoten en een camembertschijf. Ze sproeit camembertpartikels in mijn gezicht en vraagt: ‘Is de voormalige vrachtwagenchauffeur trots op je?’ Ik zeg: ‘Ik mag hopen van niet! Maar ik ben trots op hem: ik ben trots dat hij er veertig jaar lang in slaagde om ladingen kerststallen, infuusstaanders, picklesbokalen en opblaasbare kaaimannen steeds op de juiste plek in de Westhoek af te zetten. En ik ben trots dat hij de wansmakelijke ponyfase van zijn dochter niet in de kiem smoorde, dat hij de Bon Jovi T-shirts van zijn zoon met de hand waste, schoon hij Bon Jovi verachtelijk vond, en dat hij de schurftige junkiemoeder van zijn kinderen nooit heeft zwartgemaakt. Wie doet het hem na?!’ Mijn moeder geeuwt en zegt: ‘Ga nu maar weg, ik moet nog een subversief toneelstuk over een door bisschopsvissen en necrofiele tegelleggers geobsedeerde sneeuwruimer schrijven, en mijn borsten laten kneden door een morbide leeuwentemmer terwijl een Bulgaarse laminaatverkoper mijn voeten wast. Een doodnormale dag.’
Ik ga weg, het is donker buiten en de sterrenhemel lijkt op een afrekening in Las Vegas. Ik keer terug naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur. Hij kijkt melancholisch naar een programma over gepensioneerde astronauten met problematische sledehonden. Ik verblind hem met mijn arrogante vagina. Hij likt voorzichtig, alsof hij bang is om zijn tong te verbranden. Ik kom klaar en denk helaas aan Fredo, de kwijlende boxerhond van mijn kindertijd. Hij ging eens aan de haal met de opgezette ransuil van de visboer van het Sloepenplein. Die visboer leek als twee druppels water op Clint Eastwood. Fredo werd vergiftigd en ik kreeg een houten schildpad op wieltjes, en een puzzel van de wolf en de zeven geitjes.
Ik kom klaar en roep: ‘RANCUNEUZE VISBOER IK ZAL JE OPENSNIJDEN EN OPVULLEN MET ZEEWOLVEN EN STAANDE KLOKKEN EN ANTIPATHIEKE GORDELDIEREN!!!’ Maar ik weet niet zeker of het de visboer was die Fredo heeft vergiftigd, en bovendien moet men vergevingsgezind zijn. Althans volgens het Nieuwe Testament, maar ik neig meer naar het Oude. De voormalige vrachtwagenchauffeur kijkt met zijn plakkerige tronie naar de pissebed in de gootsteen, precies een werk van Kandinsky.