ColumnMarc Didden
‘The Rolling Stones zijn familie van mij. En als er een familielid sterft, ben ik droevig’
Zou God in alle stilte een contract met Magere Hein afgesloten hebben dat vanaf nu alle mensen die mijn bestaan verlichtten de zeis verdienen? Ik moet u alvast bekennen dat ik zeer bedroefd was toen ik vernam dat op 13 augustus laatstleden Nanci Griffith zomaar overleden was, op de wat voorbarige leeftijd van 68 jaar. Zij was een door mij, en nog een paar anderen, innig bewonderde singer-songwriter. Ze heeft meer dan twintig langspeelplaten op de teller staan. Eentje daarvan, ‘Other Voices, Other Rooms’, is werkelijk een petit chef-d’oeuvre dat ik redelijk laat heb ontdekt, maar waar ik nog wekelijks van geniet. De Nachtegaal van Nashville zal in het vervolg zwijgen. Haar vertrek doet me leed.
Ook al in Nashville ging op 21 augustus Don Everly gewoon dood. Ik was daar fundamenteel tegen, maar wie luistert naar mij? God zeker niet. De dood van Don is werkelijk een emotionele messteek, die mijn hart diep trof op de plek waar nog restanten zaten van mijn gelukkige jeugd: mijn broers die rond de Teppaz-platenspeler helemaal loosgingen op de tonen van ‘Bird Dog’, ‘Bye Bye Love’, Don en Phils ijle versie van Little Richards klassieker ‘Lucille’, of het relaas van de levensles die we later nog zouden leren: ‘Love Hurts’. De Everly Brothers horen bij mijn leven, verschoning dat ik er week van word.
Idem dito voor The Rolling Stones. Toen ik 14 was, kocht ik in de Grand Bazar hun single ‘Come On’. Sedertdien zijn ze familie van mij. En als er een familielid sterft – neem bijvoorbeeld drummer Charlie Watts – dan ben ik droevig. Er bestaat gelukkig een documentaire die ‘Charlie Is My Darling’ heet. Ik maak vandaag van die ‘is’ een ‘was’. En rouw.