columnMarc Didden
‘Vanaf de achterbank van een door het verkeer glijdende Mercedes is het wel goed om naar die wereld te kijken die ik iedere dag een beetje minder begrijp’
Soms, als mijn benen het begeven en de tram te lang wegblijft, stap ik in een taxi. In wezen is dat iets voor rijke mensen, maar als marginale columnist lijd ik niet te erg onder de 10 of 20 euri die ik er weleens aan verpats. Vanaf de achterbank van een door het verkeer glijdende Mercedes is het wel goed om naar die wereld te kijken die ik iedere dag een beetje minder begrijp.
Ik heb die gewoonte van mijn vader geërfd. Hij nam wel alleen een taxi (eerst Jaune, daarna Vert) wanneer hij te laat dreigde te komen op zijn werk. Op zich geen probleem dus, maar eigenlijk wel, want hij was bijna iedere dag te laat.
Toen ergerde ik me eraan dat hij telkens weer riep dat zijn verkeerde manchetknopen klaarlagen, dat hij zich had gesneden bij het scheren, dat zijn vulpen onvindbaar was. Later pas begreep ik dat hij eigenlijk niet graag ging werken, en dat al die ochtendcinema vooral diende om zijn thuistijd wat te rekken.
Bonus evenwel: omdat wij thuis geen telefoontoestel hadden, mocht mijn 10-jarige ik soms een taxi gaan halen bij het Rond Punt, dat nu Schuman heet.
Ik stapte achteraan in en zei dan waar ik woonde. De geüniformeerde chauffeur tikte dan zijn kepie aan en reed me naar mijn huis.
Daar stond Pa spic en span op me te wachten. Hij stapte in, ik uit.
Gisteren reed ik langs de plek waar mijn vader vroeger werkte.
Ik mompelde: ‘Dag Pa.’
Het begon te sneeuwregenen.