ColumnHeleen Debruyne
‘Vrouwen hebben geleerd om hun lichamelijke ongemakken te verzwijgen. Maar wij niet alleen’
Ik moet leren naar mijn lichaam te luisteren. Dat zegt de zalvende psychoanalyticus Paul Verhaeghe, en in zijn kielzog een batterij burn-outcoaches en huisartsen. ‘Luister naar je lichaam en zorg er écht voor,’ is de mantra. Die zou me moeten behoeden voor stress, burn-outs en een falend immuunsysteem.
Nu heb ik het afgelopen jaar goed naar mijn lichaam geluisterd. Meestal kunnen we het goed met elkaar vinden, mijn lichaam en ik. Ik voel op tijd aan wanneer het meer slaap nodig heeft, ik weet dat het baat heeft bij dagelijkse lange wandelingen, dat het hersteld lijkt van het dragen en baren van vier kilo kind, maar dat mijn heupen nog onstabiel zijn. Maar dan, een paar dagen vóór ik ga bloeden, schreeuwt het dat alles grauw en duister is, dat mijn arme huisgenoten de vijand zijn en dat ik de hele dag in bed moet blijven. Ik durf het bijna niet op te schrijven, bang dat ik de vrouwenemancipatie schade berokken.
De invloedrijke Britse arts Henry Maudsley waarschuwde ouders op het einde van de 19de eeuw dat het vrouwelijke brein stimuleren levensgevaarlijk was, want ‘het zenuwcentrum van meisjes is instabiel door hun voortplantingsorganen’. Tot diep in de 20ste eeuw werd hij geciteerd om te bewijzen dat vrouwen niet in staat waren om te studeren en te werken, en al helemaal niet op de dagen dat ze menstrueerden. Vrouwen hebben dan maar geleerd om hun menstruele ongemakken te verzwijgen. Met een zwaar lijf en hoofd ploeteren ze voort.
Dat doe ik ook, al jaren: bloed of geen bloed, netjes haal ik elke deadline. Daarna sleep ik mezelf naar de bank, van waarop ik mijn lief af en toe iets lelijks toesnauw, om achteraf huilend om vergiffenis te vragen. ‘Maar mannen hebben dat toch ook?’ zegt hij vergoelijkend. ‘Wij hebben geen cyclus, maar ik heb ook van die dagen waarop ik, als ik naar mijn lichaam luisterde, alleen maar zou willen slapen en hooguit een lange wandeling maken.’
We kunnen niet de enigen zijn. Al die loodgieters, mannen van de ruwbouw en stukadoors die over alle klachten heen walsen, voor dag en dauw in hun busjes stappen en toch maar aan het ontstoppen, hakken of pleisteren gaan. En dan blessures oplopen. Elke avondmens die door de kantooruren wordt gedwongen een ochtendmens te zijn. De baby’s die slaperig uit hun bedjes worden gelicht zodat ze op tijd in de oorverdovend drukke crèche raken, de ouders van die baby’s die nood hebben aan een middagslaapje. Alle vastgebonden bejaarden in de woonzorgcentra. De elke nacht onder lelijk tl-licht ploeterende eindredacteurs. Geen van hen heeft tijd, geld en ruimte om de signalen van hun lijven op te vangen.
Als alle werkende mensen het advies van Paul Verhaeghe zouden volgen, dan draaien bedrijven, scholen en ziekenhuizen vierkant, verzuipt de staat in de uitkeringsaanvragen, worden hypotheken niet meer afbetaald. Klinkt een beetje als een pandemie, maar dan nog heftiger. Daarom vraag ik mij af: is die pastoorachtige Verhaeghe stiekem een revolutionair? Of preekt hij voor wie het zich kan permitteren?