columnHeleen De Bruyne
‘We moeten onze zoon met zijn peuterbrein een halt toeroepen voor hij de overbuurkinderen ook Choco gaat noemen’
‘Kijk! Choco!’ roept onze peuter, luid als altijd. We staan op een rommelmarkt en hij wijst naar een kitscherige foto, een souvenir uit een dorp ergens in Afrika waar de mensen zich uitdossen voor de toeristen. Ik stel me voor dat die toeristen zelden aan de locals vragen wat ze er nu eigenlijk echt van vinden, van die veren en kralen en trommels, en of ze vandaag niet liever naar Netflix zouden kijken. Maar ik kan me vergissen.
‘Choco?’ vragen we. Het zal toch niet. ‘Ja, daar!’ Zijn mollige vingertje blijft naar de zwarte man op de foto wijzen. Voor we kunnen reageren is ons kind alweer weg, een felgekleurd plastic prul trekt zijn aandacht. ‘Zei hij werkelijk…?’ vragen we ons af. Ja, hij zei werkelijk. We moeten achterhalen waar dat vandaan komt, zeggen we tegen elkaar, zijn alles in simpele categorieën proppende peuterbrein een halt toeroepen voor hij, stel je voor, de overbuurkinderen ook Choco gaat noemen.
Er is niet veel speurwerk nodig. Hij heeft het over het popje Choco, blijkbaar een favoriet speeltje bij zijn grootouders. Ik bel mijn moeder. ‘Oei!’ zegt ze. ‘Dat was niet de bedoeling!’ Het popje is zo oud dat het bijna antiek is, een donkere baby in een vrolijk gebloemde rode jurk. Choco was een dierbare pop, de favoriet van mijn moeder: ze kreeg de mooiste jurken en het zachtste bedje. Jeugdsentiment dat ze graag met haar kleinzoon deelt. ‘Ik heb die pop ooit gekregen van een ouder meisje, met naam en al. Niet bij stilgestaan!’
En zo erft een peuter van nu de narigheid van vroeger, toen kinderen zwarte popjes vernoemden naar de aap uit de stripverhalen van Jommeke. ‘En zeggen dat er ook choco in zijn eigen bloed zit,’ zegt mijn lief. Alleen is de melanine door de generaties heen bijna weggewassen. Maar zijn huid krijgt bij de minste zonnestraal wel een kleurtje dat de schoonheidsindustrie tot benijdenswaardig heeft uitgeroepen. Niet meer choco, eerder getoaste kokosnoot. Net iets handiger als je moet solliciteren.
Het duizelt me als ik me realiseer hoeveel voorgeschiedenis we uit te leggen hebben aan onze zoon. Aan de ene kant een lang en ingewikkeld verhaal waarin Joden, op de vlucht voor pogroms, naar Nederlands koloniaal gebied trokken en daar slavenhouders werden. Uiteraard plantten ze zich daar voort met de donkere mensen die hun eigendom waren. Daar valt geen helder verhaal van slachtoffers en daders meer van te maken. En aan de andere kant Belgen die opgroeiden in een land dat is gebouwd op de rijkdommen uit de kolonie, zonder dat ze de oorspronkelijke inwoners van die kolonie ooit zagen. Tenzij in de strips van Kuifje of in een nagemaakt dorp op een wereldtentoonstelling. Ik bereid me voor op lastige vragen en onbevredigende antwoorden.
Maar dat is voor later. Nu eerst de Choco-kwestie aanpakken. ‘Kies maar een nieuwe naam voor het popje!’ zegt mijn moeder. Iets banaals, denken we, Annemie of zo. ‘Maar hij vergeet niets,’ zegt mijn lief. ‘De volgende keer roept hij gegarandeerd: ‘Kijk, niet Choco, maar Annemie!’’