humoOpen Venster
‘We moeten respect voor de standaardtaal met al zijn regels en normen hebben’
In Humo 4297 raakt Annemie Struyf het belang van de taalbeheersing voor migranten in Noorwegen aan. Zij stelt dat beheersing van de taal een sleutel is voor de toegang tot het land en dat het gebruik van de vreemde moedertaal best beperkt blijft tot informele contacten.
In dat Scandinavische land zijn er twee standaardtalen, het oudst en meest gebruikte Bokmål (‘boekentaal’) en het Nynorsk (‘Nieuwnoors’). Nu blijkt dat de meeste Noren geen Bokmål spreken, maar een dialect. In Zweden is er een gelijkaardige variëteit. Ik vermoed dat die varianten de taalverwerving moeilijker maken voor anderstaligen, in zulke grote landen.
Struyf maakt de vergelijking met België, en, zonder het letterlijk te vermelden, Vlaanderen. Ik ga ermee akkoord dat migranten Nederlands in eenvoudige contexten moeten kunnen spreken en lezen, maar naast de vele dialecten spreken Nederlandstaligen ook een tussentaal, zelfs professionele taalgebruikers. Dat maakt taalverwerving nog complexer.
Ik denk daarom dat journalisten en presentatoren respect voor de standaardtaal met al zijn regels en normen moeten hebben. In de jaren 60 drukte mijn moeder me op het hart algemeen Nederlands op school te spreken en het dialect voor thuis te bewaren. Er waren toen ook sensibiliseringsprogramma’s op de toenmalige BRT, zoals ‘Hier spreekt men Nederlands’, met Joos Florquin, Annie Van Avermaet en Fons Fraeters.
Normen respecteren, wat betreft uitspraak, woordkeus en grammatica, was normaal en een na te streven doelstelling. Journalisten in alle media, presentatoren… allen moesten de standaardtaal goed beheersen; fouten maken leidde tot uitbranders.
Tijdens mijn opleiding Germaanse filologie zou ik zonder een correcte uitspraak van mijn moedertaal op zijn minst de afkeer van professor Guido Geerts hebben opgewekt. Die heb ik moeten leren in het eerste jaar. In de media hoorde ik ondertussen taalgebruikers de klanken die ik bijschaafde, foutloos uitspreken: het was dus de inspanning waard. En ik was er trots op.
Nog voor het einde van de 20ste eeuw kwam er een systematische afkalving van dat normbesef, zelfs een neerbuigende houding erop. Taalkundigen noemden het verschijnsel ‘Verkavelingsvlaams’ of ‘veredeld Brabants’ met kenmerken van onverzorgde uitspraak en kromme grammatica.
Vandaag doorspekken overbodige Engelse leenwoorden, sms-taal of tussenwerpsels dat tussentaaltje. Elk individu lijkt, ook in formele contexten, te mogen spreken en schrijven ‘zoals hij gebekt is’, lijkt met die allerindividueelste expressie van moed te getuigen en de moedertaal volgens de normen verbeteren lijkt elitair en onredelijk.
Een taalstandaard en -register nastreven, die breed uitdragen en ze onderwerp van een overheidscampagne maken kunnen beheerste sociale contacten mogelijk maken, kunnen alle taalgebruikers uit hun eenzame zelfgenoegzame privéleven halen en laten deelnemen aan de publieke, beschaafde ruimte. Een ruimte waarin anderstaligen taal als een vanzelfsprekende sleutel ervaren. Het is nooit te laat om verantwoordelijkheid te ontlopen.
Marita Schaukens, Asse.
Hebt u ook een brief in de pen zitten? Mail naar openvenster@humo.be of vul onderstaand formulier in: