columnMarc Didden
‘Welke domoor heeft ooit het begrip ‘verveling’ uitgevonden?’
Welke domoor heeft ooit het begrip ‘verveling’ uitgevonden? En waarom associeer ik dat woord altijd met ‘zondag’? Omdat ‘zondag’ vroeger vooral betekende: opstaan, naar de mis gaan, kippensoep eten en dan holderdebolder proberen op tijd te komen op de wekelijkse vergadering van de scouts, toen nog een paramilitaire organisatie waar ik me geen minuut niet heb verveeld. Ook al omdat ik daar met helemaal niets meekon. Sjorren, boomklimmen, stamppot klaarmaken, kampvuurliedjes zingen, ’s nachts door het bos lopen, kakken op een hudo: niets van dat alles was aan mij besteed. Ik uitte mijn hekel aan het scoutsleven vooral door bijzonder ambetant te doen tijdens jaarlijkse kampementen, in de hoop weggestuurd te worden uit de negorij waar wij ons bevonden, op naar de bright lights van de big city.
Bij acute verveling wil ik vandaag ook weleens mijn vriend François opbellen met de vraag wat hij aan het doen is. Waarop die dan rustig dingen antwoordt als ‘Mijn botten aan het insmeren’, ‘Een lamsbout in de oven aan het steken’ of, mijn favoriet: ‘Ik ben naar mijn boeken aan het kijken.’ Ik doe dat namelijk ook al eens. Ik haal graag oude kunstcatalogi uit de kast, waardoor ik rustig bladerend een hele bijbehorende expo herbeleef die ik destijds heb bezocht. Zo voert het lijvige blok papier ‘Paris-Moscou 1900-1930’ me weer helemaal terug naar de eerste keer dat ik het toen nog fonkelnieuwe Centre Pompidou betrad, in het Parijs van 1979. En terwijl mijn duim door het drukwerk ‘Rubens, Van Dyck & Jordaens – Flemish Painters from the Hermitage’ wandelt, stel ik vast dat Jacob Jordaens (of JJ, zoals ze hem tegenwoordig in Antwerpen noemen) vaak schromelijk wordt onderschat. Volgens mij. Tot daar deze snippet uit mijn spannende leven.