ColumnMarc Didden
‘Wie volgend jaar een Ensor wil winnen, begint nu best aan een sequel genaamd ‘De twaalf Patricks’’
Het was me het weekje wel, dat weekje van twee weken geleden. In Washington ging Joe Biden op de troon zitten terwijl een meisje van 22 de wereld vers per vers liet weten dat er nog hoop gloort, eens we met zijn allen de heuvel zullen hebben beklommen. Ondertussen zeurden, onder de glazen koepel van hun parlement, de flamoesjen elkaar te pletter inzake de gewichtige problematiek van de zonnepanelen die de huizen van de welgestelden van warm water moeten voorzien. Iets waar ze in de door vuur en vocht geteisterde Bozar voorlopig niet echt behoefte aan hebben.
Aan het eind van die welhaast historische week werden in het voormalige vissersdorp Oostende de Ensors uitgereikt, in het film- en tv-wereldje ook weleens de West-Vlaamse Oscars genoemd. Normaal gaat dat gepaard met veel hollywoodiaans vertoon – heren als pinguïns verkleed, dames in stemmig zwart – en daarna zoveel gratis cava drinken als maag en slokdarm kun-nen verdragen. De Ensors, dat had u door, zijn genoemd naar de gelijknamige schilder James, al weet geen mens of die wel van cinema hield. Nu, het is alvast een mooiere naam dan het Nederlandse equivalent: De Gouden Kalveren. Ooit, zegt men mij, is overwogen onze filmprijzen gewoon De Gouden Garnaalkroket te noemen, maar wegens die twee G’s vormde dat een probleem voor de native speakers. Ik moet overigens zeggen dat de sobere coronaversie van het evenement wel waardig en smaakvol verliep. En met multipele winnaars als ‘De Patrick’ en ‘De twaalf’ is er werkelijk geen enkele reden tot morren. Wie volgend jaar in de prijzen wil vallen, begint nu best aan een sequel genaamd ‘De twaalf Patricks’!