ColumnJan Mulder
‘Zelfs na vijftig jaar in België klinkt het Vlaams alsof iemand in mijn oor van natte klei een negenhonderd jaar oude Ierse folksong boetseert’
Interview met de trainer van Club Brugge na afloop van het bekerduel tegen AA Gent. De jongens van Alfred Schreuder hebben met 0-1 gewonnen, maar gezien de kwaliteit van het spel en de hoeveelheid kansen had de uitslag 6-1 voor Gent en Hein Vanhaezebrouck moeten zijn.
De interviewer van dienst, Jarno Bertho, stelt zijn eerste vraag: ‘Was het een hold-up?’
Schreuder is een dag of tien hoofdcoach van Club Brugge. Als assistent van Ronald Koeman bij FC Barcelona had hij het Spaans net een beetje onder de knie en nu leert hij het Vlaams volledig te begrijpen, wat, met al die accenten en dialecten, niet zo makkelijk is als het voor een Nederlander lijkt. Ik bijvoorbeeld, met meer dan vijftig jaar wonen en werken in België op mijn palmares, zit soms bij Karl Vannieuwkerke en Marc Degryse als ze West-Vlaams met elkaar spreken, in hun geval een mengeling van Ardoois en Diksmuids. Alsof ze in mijn oor van natte klei een negenhonderd jaar oude Ierse folksong boetseren, zo klinkt dat.
Bertho zegt ‘hold-up’ en Schreuder tast in het duister. Odup? Auwdop? Heet het dorp van Charles misschien zo? Maar wat heeft Ooldurp met onze tactiek te maken? Of is het Sobol, en dat hij niet goed inschoof. Wat zou die man bedóélen? Alfred kijkt de interviewer vragend aan: ‘Hoolde…’
Bertho, kortaf: ‘Diefstal.’
Het woord gaat als een gestrekt been in de hele Schreuder. Ik had ook liever voor de vertaling ‘overval’ gekozen. Desnoods ‘bankroof’. Daar kleeft tenminste nog een vleugje romantiek aan uit de tijd van Bonnie en Clyde en een Ford T’tje bij een te roven bank in zo’n vredig Hollywood-stadje. Maar oké, ‘diefstal’ mag van het woordenboek Engels-Nederlands ook.
Schreuder, licht geschrokken: ‘Diefstal…’ Zelf zou hij een onverdiende overwinning nooit op zo’n nare wijze analyseren.
Bertho, uit de heup: ‘Diefstal, ja.’
Ik ging ervoor zitten, hopend op meer, op een gesprek dat totaal uit de hand loopt.
Bertho: ‘Club heeft de zege gestolen. Dat moet u toch met mij eens zijn.’
Schreuder: ‘In de eerste helft had Gent een licht overwicht, in de tweede helft werden de verhoudingen door die te zware rode kaart vertroebeld. We hebben gewoon goed ontfutseld. Diefstal wil ik het niet noemen. In Barneveld zitten wij zo niet in elkaar.’
Bertho: ‘Bij mijn weten staan we hier in de Ghelamco aan de Ottergemsesteenweg in Gent, meneer. Wie bij de wedstrijd aanwezig was, zag een hold-up zo helder als pompwater. U mag het van mij ook roverij noemen, overval, mishandeling van de sportiviteit of plundering van eigendom dat jou niet toebehoort, leegstelen, klauwen.’
Schreuder: ‘Kapen, jatten. Toe maar.’
Bertho: ‘Stropen, verduisteren.’
Schreuder, op stoom nu: ‘Achteroverdrukken, gappen, kraken.’
Bertho: ‘Zie je wel dat je op de hoogte bent en nu berouw toont? Rollen, oplichten, en ga zo maar door. Bent u afgestudeerd in andermans bezit inpikken op die fameuze Hollandse School van jullie?’
Schreuder: ‘Ik ben inderdaad opgeleid met mooi aanvallend voetbal. Klopt.’
Bertho: ‘Met als hoofdvak de hold-up. Diefstal dus.’
Schreuder: ‘Ik zou eerder zeggen dat we de zege ons per ongeluk hebben toegeëigend.’
Bertho: ‘In de schoot geworpen als het ware. Geen enkele schuld.’
Schreuder: ‘Want niets gestolen.’
Bertho: ‘Dat zeggen alle dieven. Dank u voor dit gesprek, miserabel stuk gannef.’