cd★★☆☆☆
40 jaar ‘Zenyatta Mondatta’ van The Police
Drie is wel vaker een gevaarlijk getal: een opgerichte suikertang die plotseling in je eigen vingers bijt. Van de befaamde vrouwenmoordenaar Jules K. Farre is bijvoorbeeld bekend hoe hij, vernemend dat hij tot drie keer levenslang veroordeeld was, uitriep: ‘Verdraaid!’, en zo heb ik nog tal van andere sappige anekdotes. Ook in rock wordt drie wel eens gezien als ‘het getal van de waarheid’: plaat één doet het (om welke reden ook; mogelijk zelfs omdat ze goed is); twee verkoopt automatisch in het zog van de herrie die één gemaakt heeft; maar drie moet het weer helemaal alleen doen en bovendien optornen tegen een lichte wrevel bij publiek en kritiek van: nu zullen we eens zien of ze het kunnen.
Met die normen gemeten valt The Police lelijk door de mand: want hun derde Ip, ‘Zenyatta Mondatta’, is waarlijk niet goed. Maar dat doet natuurlijk niks af aan het feit dat hun ‘Reggatta de Blanc’ wel een superbe plaat was, en dat op ‘Outlandos D’Amour’ klassiekers staan voor de eeuwigheid (al is het die van de rock, en die duurt korter). Maar ontgoochelend is het wel. Van een groep die op zo korte tijd zoveel moois heeft vertoond verwacht je ook nu iets om je tanden in te laten zinken; maar wee je glazuur. Wat hier onder de dunne façade nagenoeg overal zit is het beton van de Formule, en nu is een formule nog geen ramp (al hielden écht grote groepen als Beatles en Stones zich verre vandaar), maar er kleeft één gevaar aan: je moet ze perfect opvullen, of je ziet het binnenwerk, en dat verstoort de extase. Ja goed, het start nog pruimelings met ‘Don’t Stand So Close To Me’, weer zo’n typische medium-tempo half-reggae, met die merkwaardige welluidende gitaar van Andy Summers, die knappende bas van Sting en de sterke, gevarieerde drumpatronen van Stewart Copeland, plus die hoge stem van Sting met haar eigen tweede en soms derde backing-vocals; maar al is het leuk, een grote song is het zeker niet.
Nou, geen nood : de verwachting blijft alsnog ongeschonden, en ze wordt ook niet beschaamd door ‘Driven To Tears’, dat op een jazzy jagende basis van bas en drums telkens mooi vertraagt bij het refrein — al zitten er iets te veel flarden ‘Bed’s Too Big Without You’ in. Volgen ‘When the world is running down, you make the best of what’s stil) around’: weer met die nauw merkbare snuif reggae die Stings bas in bijna alle nummers legt, maar verder zonder inspiratie: ‘Canary In A Coalmine”’ mooie titel waar bijna niets mee mis kan gaan en het refreintje is dan ook leuk, maar het zit geklemd tussen een soort gezongen parlando (zelf gezien!) en dat remt de pret. ‘Voices Inside My Head’ begint daarna met een monotoon aangeslagen gitaarsnaar waarrond de bas beweeglijk koorddanst, en dan zingen, ver daarachter, bijzonder mooie stemmetjes een zangerige melodie; dit zou zelf de beste track van de A-kant geweest zijn als daarna, ingeleid door houthakkerige TCHA !’s (remember ‘Reggatta’) de heren niet instrumentaal waren gaan uitfreaken en zo deze roos in de knop hadden geknakt. ‘Bombs Away’, klinkt dan de uitsmijter, een nummer met misschien wel singlekansen, maar toch te makkelijk, niet echt sterk, en zeker niet wat je met enige eerbied ‘een Song’ noemt.
En dan de B ! Nou, de B begint prima. ‘De do do do, de da da da’ is namelijk het allerbeste nummer van de elpee, een single waard die ooit één zal worden; want al is het nummer op zich niet zo’n reus, het refrein is onweerstaanbaar leuk en van het slag waarop je echt zit te wachten om (op plee, en bad, te booreiland) luidruchtig mee te brullen. En ook de daaropvolgende instrumental ‘Behind My Camel’ (de titel zal een zekere onrust veroorzaken bij de woestijnreizigers onder ons; maar misschien gaat het alleen maar over het roken van een sigaret), dus die instrumental is echt sfeervol, vooral dank zij de zuigende, zoemende gitaren van Andy, die als een Saharawind door de groeven suizen. Maar daarna kun je het wel vergeten : wat volgt is shit. ‘Man In A Suitcase’ is een doorslag van een doorslag van ooit een eigen nummer, ‘Shadows In The Rain’ is doodgewoon vervelend, en de instrumental ‘The Other Way Of Stopping’ klinkt meer als een opwarmertje vóór serieuzere werk moet worden aangevat ; maar dat komt helaas niet meer.
De plaat klikt af, de naald wordt opgetrokken en idem de neus : dit is een tegenvaller. Misschien de trainer buitenschoppen, voor het shockeffect?