Uren van bewondering: Arno Beeld Herman Selleslags / Humo
Uren van bewondering: ArnoBeeld Herman Selleslags / Humo

1986uren van bewondering

Arno: ‘Drugs zijn gevaarlijk, maar het gevaarlijkst van al is het leven zelf’

In momenten van verveling is het mijn favoriete tijdverdrijf geworden om het telefoonnummer van Arno Hintjens, 36 en frontman van de rockband TC Matic, in te toetsen. Je krijgt dan een automatisch antwoordapparaat te horen dat begint met een hees, on verstaanbaar gefluister in Franglais (je meent de woorden ‘peepshow ‘ en ‘fris de putti ‘ te verstaan). Daarna knetteren de rochels en vice ken alom; vervolgens hoor je zure oprispingen, scheten en boeren en ten slotte hoor je Arno Hintjens die schreeuwt ‘Allez, parle!’ Spreek tot mij, godverdomme! Parlez, parléz! Alléz, parlééééééz!’.

Wilfried Hendrickx

Arno heeft zijn podium van de enkele vierkante meters planken vloer in de parochiezalen uitgebreid tot dat van het leven zelf. Ik tref hem aan op zijn liefdesnest: het appartement van de ravissante Danielle, voor melig topmodel, berucht om het gemak waarmee zij haar aanbidders onder tafel drinkt en zéér aanwezig via grote zwart wit-foto’s aan de muur. Maar lijfelijk is ze er niet, alhoewel een schitterende tafel met drie gangen en twee wijnen voor haar (maar ook voor Humo) gedekt staat. Onze gastheer heeft namelijk voor ons gekookt: iets wat mij sedert de begindagen van Jean-Marie Pfaff niet meer is overkomen. Maar het zal diep in de nacht zijn voor wij aan tafel mogen, zolang duurt het immers tot het de diva behaagt thuis te komen. ‘Een kwestie van elkaar vrij te laten ‘, zucht Arno. Was het misschien daarom dat hij besloot die avond het Definitieve Arno Hintjes-interview weg te geven.

HUMO Om eens met de deur in huis te vallen: wie of wat bewonder je?

ARNO «Ik heb het je al aan de telefoon gezegd bewonder niets of niemand.»

HUMO Maar heb je dan nooit een idool gehad? Heb je nooit iemands foto aan je slaapkamermuur gehangen?

ARNO «Een keer: de foto van een blote madame. Misschien heb ik háár wel bewonderd (lacht schuddend). Ik zou trouwens niet graag hebben dat er gastjes mijn foto aan hun muur hangen. Dan is een blote madame toch véél beter.

»Vroeger, toen, ja, toen was ik wel onder de indruk van James Dean. Ik heb er ver domme een kromme rug aan overgehouden, van hem teveel zó te houden (neemt de typische James Dean-houding aan). Ik hen nu 36, da’s dus dertig jaar geleden, in 1956. Ik hen in mei geboren. Stier Ascendent ook Stier. En in de Chinese astrologie ben ik een buffel. En mijn mamzel is een leeuw. Dat geeft dus boem, hier. Leeuw en stier, dat past niet. Enfin, zo staat het toch in één van die boekjes waar mijn madame vaak voor modèlt, de ‘Elle’.

»Mijn moeder kocht vroeger ook al van die boekjes met mannequins in. Dat vond ik tof. Mijn moeder was... een klassevrouw, ja. Geïnteresseerd in de mode. Zag er in de jaren vijftig al erg excentriek uit: heel kort haar, toen! Ze is tien jaar geleden gestorven. Haar heb ik ook bewonderd, nu je ‘t zegt. Mijn moeder was al heel vroeg op de rock’n roll-toer. En ze hield veel van Franse chansons, á la Juliette Gréco. Zij was een jodin, dochter van een zeekapitein, een Nederlander met slechts één oog. Die vader, mijn grootvader dus, heette van den Kieboom, een typische zeevaardersnaam. De moeder van mijn moeder was dan weer een Francaise.

»Mijn vader is een Vlaming maar hij heeft ruim tien jaar in Engeland geleefd. In 1940 is hij niet zijn familie per visserssloep naar Engeland gevlucht en heeft zich daar meteen bij de Royal Air Force (R.A.F.) als Spitfire-piloot laten inlijven. Hij is nu in de zestig, maar hij heeft meer energie dat ik en jij en Herman samen.»

Met twee woorden

ARNO «Mijn moeder was dienster in een café. Na de bevrijding heeft ze mijn vader, in zijn RAF uniform. als klant Ieren kennen. Mijn moeder heeft het tijdens de oorlog ontzettend moeilijk gehad, met haar jodin-zijn. Het is een wonder dat ze het einde van de oorlog gehaald heeft.

»Tja, en in 1949 ben ik dus gekomen: klein Arnootje. Arno, zo’n vreemde naam... ‘t Schijnt dat de Arno een rivier in Italie is, in de streek waar de Chianti gemaakt wordt. En het opmerkelijke aan de Arno is dat hij verschrikkelijk stinkt. ‘t Is daarom dat ik iedere dag een had neem (lacht schokkend). Die naam heb ik te danken aan mijn moeder, want mijn vader keek vreemd op, toen ze zei: ‘Het kind moet Arno heten’. Vader was nogal een soort van... deftige mijnheer. Hij was wel socialist, maar hij sprak altijd met twee woorden, dat soort dingen. Maar mijn moeder was een freak. Dat zat daar in de familie. Haar broer heette bijvoorbeeld Numa, ook al zo’n gekke naam. En zelf heette zij Lulu, kun je nagaan. Een demi mondaine, onder invloed van gasten zoals Jean Cocteau en Sartre en Simone de Beauvoir, de existentialistische tiepen, dus. Pas op: er was toen nog geen TV, hé.

»Er werd thuis veel gelezen: ‘s zaterdags mocht er van vader niemand op bezoek komen want hij las dan boeken: Hemingway, Henry Miller, dat soort gastjes. Altijd in pockets. Vader en moeder waren een fantastisch paar: zij zijn altijd bij elkaar gebleven, nauwelijks ruzie, ze hielden echt van elkaar. Ik had ook nooit problemen: tot vóór mijn dertien heb ik een heel toffe jeugd gehad.

»Na zijn jaren als Spitfire-piloot is mijn vader restaurateur van oude spoorwegwagons geworden: hij heeft de Orient Express weer rijklaar gemaakt, voor Wagons Lits. Een heel secuur en rustig werk. Het beetje rust dat in mij leeft, heb ik van hem. De furie, het buitensporige, de waanzin, het auto-destructieve, is allemaal mijn moeder. Als ik de beest uithang, ver over de schreef ga, is dat moeders bloed. Maar dan klinkt altijd op de achtergrond de waarschuwende stem van mijn vader, die maakt dat ik nooit echt te ver ga. Zonder die invloed zou ik allang dood gegaan zijn aan drank, drugs, seks, vrouwen en rock ‘n roll (lacht net iets te luid).

Swinging Ostend

Oostende, daar liggen mijn roots. Als teenager was ik zwaar onder de invloed van de Oostendse Mods en de Rockers. Oostende is altijd Engels geÏnspireerd geweest wij kunnen al heel lang kijken of luisteren naar de BBC, naar ITV, naar Channel Four en de eerste piratenzenders. Je had de invloed van de Ferry Boats: toen ik zestien jaar was, ging ik vaak twee keer per maand naar Londen. Het was daar goedkoop, man. En Londen lag veel dichter bij huis dan Brussel. Wij kochten daar platen en kleren, gingen er uit in de Marquee-club en waren daar veel meer thuis dan in Antwerpen of Brussel. Ik heb ook nooit onder invloed van Vlaamse muziek gestaan. Ik kende niémand in Oostende die indertijd een plaat had van Verminnen of De Wilde of Bart van het Groenewoud. Ik wist niet wie dat was, Bart van het Groenewoud. Ik heb dat maar ontdekt toen ik in Brussel kwam wonen.

»Oostende is nooit provinciaal geweest. Hevige, ruige ketten waren wij. In de late jaren zestig waren daar clubs zoals The Groove en The Fifties, en daar speelden ze echte soul, Otis Redding, Wilson Pickett, en ook reggae. In The Groove kwamen Jimmy James and the Vagabonds spelen: de eerste echte mod groep, vóór The Who. Die mods waren beïnvloed door de zwarte muziek van het Tamla-Motown-label: The Supremes, Marvin Gaye, Smokey Robinson, The Temptations enzovoort. The Vagabonds zagen er schitterend uit: mocassins, witte sokjes, spannende kostuumpjes uit Carnaby Street. En het uitgaanspubliek in Oostende was ook niet mis: gastjes uit het Noorden van Frankrijk, tot Parijs toe, Brusselaars die je nu nog kunt vinden in de Mirano, kids uit Amsterdam. The Groove hing helemaal vol spiegels, en één foto: die van Mick Jagger die danste met The Supremes. Die club was open van elf uur ‘s avonds tot elf uur ‘s ochtends. Echt waar. In de fifties was dat de dancing van de Amerikanen geweest. Dat was nog in de tijd van de Shape, en in de Lange Straat wemelde het vaak van Amerikaanse MP’s. Daar kwam je vanalles tegen de Fransen, de Engelsen, de Amerikanen die in hun grote bakken helemaal uit Duitsland hier kwamen uitgaan. Ongelooflijk, man. Die Gl’s freakten daar uit; zat, jongen, en uitgedost! Kort opgeschoren haar, afgesneden shirts en vele, véle dollars. Dat was Oostende in mijn tijd! Dat leefde. Om drie uur ‘s nachts kon je in de Lange Straat op de koppen lopen. En nu... is dat allemaal dood, morsdood. Ja, dat waren mijn roots. Dat was mijn jeugd. »

Stem socialist

ARNO «In die tijd las ik de ‘ABC ‘, wat de katholieken een vuil blaadje vonden omdat er wel eens een filmster in decolleté in afgebeeld stond. ABC was een socialistisch blad, zie je. En het was thuis al socialisme wat de klok sloeg. Ik ben opgegroeid met Boontje en met de Vooruit. Er werd ook veel jazz gedraaid: mijn vader zijn roots waren de swing, Glenn Miller, ‘In the Mood’, Benny Goodman, dat soort dingen. Ons huis was altijd vol muziek.

»Met mijn moeder had ik het soort contact waarbij niet veel woorden vallen. Zij was een fantastisch mens. Vader en moeder gingen altijd samen op stap. Twee keer per week naar de bioscoop. En iedere keer vertelde mijn moeder mij nadien de hele film. Dingen als ‘High Noon ‘, met Gary Cooper en Grace Kelly, ‘East of Eden ‘ en ‘Giant ‘ met Rock Hudson en James Dean en Elisabeth Taylor, dat kende ik al van haar verhalen. Dat heb ik nu vaak nog: dat ik op televisie zo’n oude film zie, en dat dan weer zo’n verhaal van mijn moeder in mijn geest opduikt. Nou, haar verhalen leken mij altijd fantastischer, kleurrijker, spannender, romantischer dan de echte film op het doek.

»Mijn moeder was pure avant-garde. Die hele familie: mijn tante is schilderes, ze is gehuwd met een beeldhouwer. Mijn grootmoeder was zangeres: zij zong als geluidsdecor bij stomme films. Misschien heb ik het wel van haar (lacht). Terwijl ik van mijn vader vooral geleerd heb... het verschil tussen goed en kwaad. Iedereen in de business waarin ik zit, heeft een neiging tot zelf-destructie. Ik heb dat ook: ik drink veel, héél veel; ik heb veel dope genomen, vroeger. Ik ken veel gasten: ofwel zijn ze dood, ofwel zijn ze zot geworden, of-wel zijn ze dik geworden, of-wel — het ergste — zijn ze getrouwd. Nou, dat ik daar allemaal aan ontsnapt ben, dat heb ik aan mijn wijze, deftige ouweheer te danken. Hij zag overal het positieve, zie je. En dat doe ik ook. Hij was, hij is, nog altijd zéér OK. Ik kan geen woord slecht over the old man over mijn lippen krijgen. Ik niet, en, denk ik, niemand. Ik zie hem... aan de telefoon. Drie keer per jaar. Hij was bang dat ik een tweede James Dean zou worden. (Stilte) Ik begin nu met dat gezaag van jou steeds meer over vroeger na te denken. Ik zie steeds meer beelden opkomen... (blijft een halve minuut met starre blik voor zich uit kijken) Ik zie... twee jeugdbendes: de éne met een doodshoofd op hun jasje geschilderd, de andere waren kerels die smalle broeken droegen en aan het uiteinde van hun broekspijpen hingen kleine belletjes. Die droegen ook van die zwarte puntschoenen en een blauwe, blinkende blouson waarop een tijgerkop was geborduurd. Nou, daar was ik... weerloos tegen. Ik voelde daar als jonge snotter een verwantschap mee. Voor hén voelde ik een mateloze, de keel dichtsnoerende bewondering. Eén van die kerels mogen zijn... ook die belletjes aan mijn broek dragen en ze horen rinkelen als ik quasi nonchalant over de plankenvloer rondom de auto-scooter slenterde... Dat kneep mijn keel dicht. Dat voel ik nu nog. »

Alleen

ARNO «Dat gelukzalige gevoel, die huiver, heb ik ook gehad toen ik voor het eerst ‘Like a Rolling Stone’ van Bob Dylan hoorde. Ik verstond geen kloten van wat die daar zong, maar hoé hij dat zong! lk voelde hem. Ik voelde... dat ik niet meer alleen was.

»En ik was heel erg alleen geweest. Ik had op school wel vrienden, maar als het er echt op aankwam, was er iedere keer opnieuw een zekere afstand: ik mocht nooit bij die vriendjes thuis op bezoek. Pas nu zie ik in dat die afstand toen te maken had met mijn attitude: hoe ik ga, hoe ik bén, hoe ik beweeg. Ze voelden dat ik anders was. En ik voelde dat ook.

»Ze waren mij dus allemaal vreemd, op één na: Frank. Die had twee zussen, Dorothée en Raymonde. Nou, thuis hadden wij geen ppppppick-up, maar bij Frank hadden ze er wel een: zo’n groot meubel in accajou, met een deksel er over en opzij een lampenradio met een luidspreker waarvoor wit luidsprekerdoek. En daar mocht ik wel binnen. Die Raymonde en die Dorothée waren al wat ouder, zo’n achttien jaar, en hun vrijers hadden van die scooters, Vespa’s, ja. En één van die vrijers heette Guy - da’s toch raar, hè, ik ga nu helemaal back in time, ik weet niet wat mij overkomt — en dié bracht op een mooie dag een plaatje mee waar ik he-le-maal van kapot was. Dat plaatje heette ‘Telstar ‘ van de groep The Tornadoes, een groep die maar één hit heeft gehad en waarvan de orgelist/componist ondertussen allang overleden is. Dat airtje ging alzo (hij neuriet op afschuwelijke wijze het leitmotiv). En ik hoorde dat, en toen... is er iets gebeurd met mij. Zoals de eerste keer dat je klaarkomt. De eerste keer als je ‘m aftrekt. Je bent dan dertien jaar en dat is dan (knipt met duim en middenvinger). Eenzelfde gevoel had ik met Elvis Presley’s ‘One Night With You ‘. Zo begon ik iedere dag naar die kerel te trekken, om méér van die plaatjes op die radio pppppick-up te kunnen horen. Ik kon er niet genoeg van krijgen. Dat is mijn basis geweest. »

Kapellekensbaan

ARNO «Het eerste wat mijn vader in zijn ‘Vooruit ‘ las, was bladzijde twee, Boontje. Hij lachte zich dan krom. Ik heb op die Boontjes leren lezen. Boon had een humor: simpel, zéér direct, en ik, kereltje van amper zeven, verstond dat moeite-loos. lk begreep die Boon. Ook met hem had ik dat gevoel van herkenning en de geruststelling dat ik niet gek was, dat er nog meer waren die dachten en voelden zoals ik. Dat ik alleen was, kortom. Hij vertelde van dode mensen, van zijn zoon, van scheten laten en al, hij vertelde, iedere dag opnieuw, vanalles. Zo boeiend. En hij moest er duidelijk geen inspanning voor leveren het kwam zo maar uit zijn pen.

»Later ben ik een fan geworden van de schrijver John Fante. Ik lees ‘m in het Engels, da’s goed voor mijn beroep. Of Tom Clarke. Daar vind ik mijn jeugd in terug. Een tiep als Bukowski schrijft duidelijk onder invloed van John Fante. Maar Fante is veel eleganter: daar voel .je het Italiaanse raffinement in doortrillen. Terwijl Bukowski Germaans en ruw blijft. Da’s net zoals de keuken: de Duitse keuken is afschuwelijk, vergeleken bij de Italiaanse. De Duitse keuken stinkt; dat komt door het varkensvlees.

»Mijn vader was geen socialist-met-gaten-in-zijn-zakken, hè; hij was een zuivere socialist, heel principieel. Hij weigerde bijvoorbeeld op zaterdag te werken, toen de eerste aarzelende stappen naar de vijfdagenweek werden gezet. Hij was syndicaal afgevaardigde en heel strijdbaar. Nu heeft hij zijn pluimen’ verloren: kijkt naar ‘Dallas ‘ en zo. (Vol mededogen:) Maar ik begrijp dat, je kan niet een heel leven in de bresse staan.

»Wat vader van mij denkt? Dat ik het niet weet! in het begin was hij zwaar tegen. Hij wilde notabene dat ik naar de universiteit zou gaan, want hij beweerde dat ik daar de capaciteiten voor had. Terwijl... ik heb een hekel aan studenten, ik (lacht)

Sssstotteren

ARNO «Mijn kwaadste jaar was toen ik dertien was, op het Atheneum van Oostende. Ik kwam niet uit de rijke middenstandersklasse uit het centrum van de stad, maar wel uit de buitenwijken. Nu moet je weten: Oostende was vroeger Franstalig. Kwam je in een café en vroeg je ‘een pintje ‘ dan was het: ‘Comment?’ Nee, je moest ‘une choppe’ vragen. In de Innovation spraken ze uitsluitend Frans en het Lyceum heette de ‘Ecole Moyenne’. Mijn lager had ik op een buitenschool gedaan en ik kwam in mijn eerste jaar Atheneum in korte broek, zoals altijd. Nou, dat zat er meteen op: uitgelachen, jongen! Dat waren daar allemaal kinderen van advocaten, dokters, high society. Die hadden kortgeknipt haar, met een middenstreep, vastgeplakt met wat cold cream. Die hadden hun Plechtige Communie gedaan en droegen lange broeken. Shit! En ik wist niet eens wat dat was: Plechtige Communie, Jezus Christus, een Pastoor. En boven alles: ik ssssstotterde.

»Op de speelplaats werd uitsluitend Frans gepraat of één enkele keer een soort Beschaafd Oostends. Terwijl ik het platst mogelijke Oostends praatte. Want ik was een jongen van de straat, een ket, één die op straat voetbalde. De straat is lange tijd mijn school en mijn leven geweest: moeder en vader gingen werken en ik ravotte buiten. lk was dus echt het Lelijke Eendje in dat Atheneum. Ik had er geen enkele vriend, en het enige waarmee ik mij kon manifesteren was: vechten en sport. Ik heb gevoetbald, gezwommen, gelopen, allemaal in competitie. Karate ook, daar heb ik mijn snelle reacties vandaan (maakt enkele flitsende bewegingen met de gestrekte handpalm). Ik moest mij fysiek manifesteren. Niet met taal. Ik heb nachtmerries overgehouden aan die tijd. Ik telde de dagen af voor de woensdag na de middag of de zaterdag! Ik had een leraar: een echte klootzak, die mij uitlachte in het bijzijn van de andere kinderen. Hij liet mij voelen dat ik van de working class was. Ik was een bloemkool, een krop sla. Tussen al die rijke gastjes! Ik zie die leraar nog voor mij: hij droeg van die oude kostuums, honderdvijftig keren gestreken, en uit zijn neus groeiden haren; hij had flaporen en zijn haar á la brosse, een kerel zonder ook maar één spatje sex-appeal, een echte Vlaamse schoolfrik. Ik heb daar een soort agressie gekweekt. Het kleine beetje anarchie dat nu in mij leeft, vindt daar zijn oorsprong.

»Op dat Atheneum heb ik het één jaar uitgehouden (lacht). Maar in mijn herinnering overschaduwt dat mijn hele jeugd. Dat stotteren heb ik daar opgedaan, denk ik. Maar volgens mijn moeder had ik het al eerder, maar dan in mindere mate. Wij hadden vroeger een slager, zie je, en die heette Spriet, enne, die stotterde óók. Ik ging daar al tijd om schapenvlees, en ik deed hem graag na. En ik bbbben dat blijkbaar blijven doen (lacht). Het vreemde is: als ik zing, op een podium, heb ik dat niet. Dat zingen is mijn grote challenge. Als ik een normaal kereltje was geweest, zou ik nooit de aandrang hebben gevoeld om mij voor een publiek te gaan manifesteren. Al die zangers, die artiesten, dat zijn eigenlijk gefrustreerde kereltjes, jong. Die moet je niet bewonderen; daar moet je eerder compassie mee hebben. Want achter hun glamour en hun charisma schuilt vaak veel ellende. Ik ben ook nooit jaloers op iemand; ik ga alleen met mezelf in de clinch. En da’s natuurlijk een gevecht dat je nooit wint. En als je het wint, is het met je gedaan. Zeg maar dat Arno het weet. Je moet altijd verder gaan, dieper gaan, er heviger tegenaan gaan.»

Escoffier

ARNO «Mijn eigenlijke beroep is kok. Ik heb vanaf mijn veertiende altijd in restaurants gewerkt, dat zal je straks wel proeven (lacht). En in geen frituurtenten of snackbars, hè; in toprestaurants zoals La Renommée in Oostende. Dat was één van de duurste restaurants van Belgje. In die keuken was er een brigade van 12 man. Nu is het zo dat je op de koksschool eigenlijk niets leert: de stiel moet je al doende leren, bij één van de grote chefs. En de traditie wil dat je koksmaatje de chef moet betalen om bij hem te mogen werken. Zo’n chef, da’s een artiest, een kunstenaar met zijn eigen trucs en geheimpjes. Pas op: zo’n chef léért je de stiel niet, welnee, je mag alleen maar toekijken; zien hoe hij het doet, je ogen openhouden. Je betaalt dus eigenlijk om te mogen kijken (lacht), net zoals bij de madams, haha!

»Goed, ik naar de Renommée, en ik vraag naar de chef. Ik had toen lang haar en daar keken ze al héél vies naar. Alles was daar ook al in ‘t Frans. Terwijl ik niet meer kende dan oui en non. Die chef komt naar mij toe. Ik: ‘ ‘t Is om te vragen of ik hier mijn stage mag doen’. Die chef bekijkt mij van boven tot onder: ‘Wat doet je vader? En hoeveel verdient hij?’ Ik begin mij daar te stotteren! ‘Wacht even’, zegt die chef. En hij komt terug met een fles drank. ‘Kunt ge drinken? ‘, vraagt hij. Ik schud van ‘neen ‘. Hij zegt ‘Drink die fles leeg, tot op de bodem!’ Ik bekijk hem eens, zet dan die fles aan mijn mond. ‘A boire, les chevaux!’, schreeuwt die chef. En ik drink die fles toch wel niet in één keer leeg, zeker! Heel die brigade stond daar met de mond open te kijken. Nou, de volgende dag mocht ik beginnen werken. Dat was mijn intrede in de haute cuisine! ‘

»Die chef heette Fernand Sabbe, zo’n tiep. Van hem heb ik alles geleerd. Die man heerste over zijn keuken als Nero over het Oude Rome. Die was de báás. De directeur van het restaurant dreigde eens mij aan de deur te gooien als ik mijn haar niet liet knippen. Fernand Sabbe schiet naar boven: ‘Als de kleine zijn haar af moet, trap ik het hier af, godverdomme!’ — Ik heb daar vier jaar gewerkt! De feeling, de timing in de keuken, de sausen, de soepen...

»De timing bij het koken, dat is als muziek spelen, als schilderen, daar moet je ritme voor hebben. Ik ben in La Renommée weggegaan als sous-chef! Ik kan echte ris de veau klaarmaken, reductiesausen, een echte bisque. Het cliënteel daar bestond uit oudere mensen: notarissen, industriëlen, bisschoppen; mannen die er wat van kennen, kortom. Die zaten vaak vier uur aan tafel. Iedereen leefde daar met de stiel. Ja, die chef kok, Fernand Sabbe, dié heb ik bewonderd.

»Zo’n chef, da’s een rare kwast, hoor. Die koks zijn bijna allemaal gescheiden: veel drinken, jongen, zuipen ! En de baas spelen, hè, ook bij hén thuis in de keuken (lacht schokkend). Ik heb daar met die vent joints lopen roken terwijl wij een mousselinesausje draaiden. Geloof het of niet: ik zie een verwantschap tussen lekker koken en rock ‘n rol!. Als ik een kookboek lees, lees ik dat als een roman, of liever: als poëzie. Escoffier, dat is... beter dan die Herman Portoca... dinges, daar. Waarvoor jullie speciaal naar New-York vliegen, haha. Escoffier was de Bijbel van de keuken.

»De Nouvelle Cuisine? Bocuse? Die is dat toch allemaal van de Japanse keuken gaan afkijken! Pisbloemen farci! Ongelooflijk (smakt met de lippen). Of hoppetoppen: eet dat eens met een oeuf pochée en een sauce mousseline. Mmmm! Daar moet je feeling voor hebben.

»Toch lust ik ook junk-food. On the road is het bijna altijd van dat. Ik ben een echte kenner van hamburger-tenten. De Big van de GB-Quick, bijvoorbeeld, is véél beter dan die van de McDonalds.

»Als het ooit gedaan is met de rock ‘n roll, begin ik een restaurant in Brussel. Ik kook nog altijd graag, maak vaak een diner klaar voor vrienden of voor de groep. Of voor mijn mamzel, want die kan niet goed koken. Ik heb meerdere vrouwen verleid door voor hen te koken. En daarna koffie-cognac en boomsij-boomsij, natuurlijk (lacht)

Diarree!

ARNO «De fans kennen mij als Arno-het-Beest. Maar ik heb mijn verfijnde kant, echt waar. En ach, wat is nu rock ‘n roll en wat niet? Jacques Brel, bijvoorbeeld, is óok rock ‘n roll. En de ouwe Beethoven. Zelfs Mozart: als ik naar ‘Amadeus ‘ keek, kreeg ik ook kippenvel, hoor. Die pee swingde, godverdomme. Dat was een popster uit zijn tijd. En het is een schande dat die muziek beland is in velduren zaaltjes met dikke mijnheren en lelijke madams en waar je niet eens rustig een scheet kunt laten of ze kijken alsof je de paus in zijn gezicht hebt gespuwd, godverdomme! Beethoven was een anarchist. Mozart was een freak!

»Pas op, ik weet waarover ik spreek. Ik heb zelf gezongen, in de Opera van Parijs: ‘Dokter Faustus’, op libretto van Hugo Claus met zijn oudewijvengezicht. Ik was Faust in the future, een rol van één kwartiertje. ledere dag vóor het optreden dronk ik een fles witte wijn, en dan ging alles vanzelf. Ik heb voor Mitterrand gezongen! Het probleem was: ik kon die tekst niet onthouden. Die woorden van Hugo Claus, dat was... debiel, jong. lk was beschaamd in zijn plaats. Iedere dag wijzigde ik zelf de tekst. Ik lulde maar wat van ‘Viva Bomma’ of zo. Nou, de vierde dag krijg ik mij daar toch wel niet een spuitende diarree, van hier tot in Timboektoe. Tot ik doorkreeg dat ik altijd Oostenrijkse wijn had zitten te drinken. De wijn waarin ze antigel hadden vermengd (lacht stuiptrekkend)

Down and out in Marialand

ARNO «Geld? Ja, nu komt het flink binnen, sedert T.C. Matic. Maar ik geef het meteen weer uit. Ik smijt het geld door deuren en vensters. Wellicht omdat ik vroeger zo arm ben geweest. Afgezien, vroeger, dat hou je niet voor mogelijk. Ik leefde in Gent, in Marialand allemaal kleine huisjes die nu platgegooid zijn. In de winter van 1975 woonde ik daar alleen. En het enige wat ik had was een luchtmatras en een dunne slaapzak. In die luchtmatras zaten drie lekken. Iedere nacht kwam ik zwijmelend thuis, want ik probeerde zo lang mogelijk in de cafés te blijven, voor de warmte. Dan kwam ik in mijn kille kot, want geld om te stoken had ik niet. Ik zie mijzelf nog, half dronken, die luchtmatras opblazen. Ellendiger kan je je moeilijk voorstellen. Ik betaalde 700 frank per maand. Het toilet, buiten, vroor Constant dicht. In de keuken stonden stapels afwas, etensresten, bodempjes ingedikte koffie. Om zeven uur in de ochtend werd ik wakker van de kou: de luchtmatras was alweer leeggelopen.

»In mijn straat was een snoepwinkel en de bazin daar bakte zelf haar brood. Daar kocht ik voor acht frank een broodkoek en twee plakjes kaas. Daar maakte ik dan een boterham van en die hield ik dan boven het gasvuur en zo had ik... Croque Monsieur! Had ik ook mijn warm eten. Jaja, zo heb ik láng geleefd.

»Ik ging per autostop naar Amsterdam, naar Paradiso. Daar lag iedereen op de grond, zo stoned als een papieren zak. Er speelde toen een Belgische groep in het voorprogramma: Kleptomania. Allemaal van die zeer lelijke tiepen met lang blond haar. En ik zag die kerels en ik dacht: ‘Hier wil ik ooit zelf op het podium staan!’ En wie stond er tien jaar nadien op dat podium? (Verbeten) Ik heb er ondertussen al vijf keer gespeeld! En de jongste vier optredens, hè, in één dag uitverkocht. Da’s toch formidabel? Ik heb alle mooie madams van Amsterdam binnengedaan. Echt.»

Ohlala!

ARNO «De madame die ik nu heb, is een topmodel, Danielle. Ze staat deze week in de Elle, vorige week in de Viva. Formidabel. Die vrouw is dertig jaar en ze wil niet meer werken in België: te klein voor haar. Ik ben haar tegengekomen in een bar in Brussel, de Folies de Nuit. Ze is verdomme een kop groter dan ik; ‘t is daarom dat ik altijd alleen loop (lacht). Wel, ik was die nacht op zwier met Lou Deprijck, Lou van The Hollywood Bananas, een fantastische tiep. Lou is de prins van het Brusselse nachtleven. Dié bewonder ik ook. Die kerel heeft zestien gouden platen, en niemand weet dat. Hij heeft een wereldhit gehad met ‘Ca Plane Pour Moi ‘ van Plastic Bertrand, een nummer dat hij zelf heeft gecomponeerd en gezongen en waarvoor Plastic alleen als uithangbord heeft gediend, omdat zijn imago zo goed bij de inhoud van dat lied paste. Lou heeft een flat in Florida, een appartement in Parijs. Ik had óok een appartement in Parijs, want ik ben daar lange tijd met een filmster geweest. Met een héél bekende, hè. Maar dat moet een geheim blijven.

»Lou en ik gaan vaak uit in Parijs en daar zijn wij ‘les Petits Belges’ en wij draaien daar al die Parijzenaars rond onze vinger. Pas op: België is in in Parijs. Net zoals Vlamingen nu in zijn in Nederland. Da’s al een hele tijd aan de gang. Johnny Halliday heeft vroeger altijd weggestoken dat hij Belg was, maar die komt daar nu opeens overal rond voor uit. Nu!

»Goed, ik ben dus met Lou op zwier in de Folies de Nuit en ik zie daar een mamzel, iets ongelooflijks, en die deed zo raar en ik dacht: ‘Dié is nog zotter dan ik ‘. Ik denk: ‘Da’s de madame voor mij ‘, en ik ga er op af en die begint opeens foto’s van mij te nemen. Toen kreeg ik een idee: je weet dat ik bezig ben met een solo-elpee en voor die elpee had ik foto’s nodig en ik dacht: laat ik nu eens een vrouwelijke fotografe nemen, om te zien hoe een vrouw naar mij kijkt. Dat vind ik interessant. Ik dus op die vrouw af; nou, dat was precies een godin, groot, kortgeknipt blond haar en een blik om koud van te worden: prachtige groene ogen. En ik heb altijd al een zwak gehad voor vrouwen met mooie ogen. Nu vind ik van mezelf dat ik niet bepaald een knappe jongen ben, ik heb daar complexen over...»

HUMO Komaan, Arno, niet zeveren.

ARNO «Goed, ik begin dus met dat topmodel te praten. Ik vraag: ‘Wat drink je? ‘ Nou, ze dronk champagne met wodka. Ik zeg ‘Godverdomme ‘. En ik had meteen een fantastisch contact met haar, want ze was nog zotter dan ik, wat uitzonderlijk is voor een vrouw. Ze was azo (knipt herhaaldelijk met duim en middenvinger). Ik dacht: dit is ze ! En nu, zeven maanden nadien, zit ik nog altijd met haar (lacht).

»Danielle! Haar bewonder ik... mateloos. Die rookt en die drinkt en die doet vanalles en die vreet en dan moet je dat lijf eens zien: als van een wuvvetje van achttien jaar. En lief, makker. En een goed hart. Je zou denken: zo’n mooi kind zal wel een slecht karakter hebben. Maar het is... een engel.

»Al de rock ‘n roll-sterren zijn nu met modellen: Brian Ferry heeft een model, Mick Jagger heeft er één, Bruce Springsteen, ze moeten er opeens allemaal één ‘hebben; filmsterren zijn compleet out of tune, man. Modellen zijn ook veel knapper dan filmsterren: die zijn gewoon té knap om op het scherm te laten zien. Ze zouden godverdomme de zaal afbreken als die madams hun kunstjes zouden komen vertonen.

»Modellen hebben dezelfde levensstijl als rocksterren. Ik zou godverdomme niet weten hoe te leven met iemand die in de Sarma werkt. Die modellen zijn... heavy, jong.»

HUMO Er is blijkbaar iets tussen jou en de vrouwen. Is het dat podium wat het ‘m doet?

ARNO «Maar nee! Danielle had mij nog nooit zien optreden. Zij wist niet eens dat ik de zanger van T.C. Matic was! Maar dat van Arno en de vrouwen is zuivere journalistenklap. In Nederland is dat nog veel erger, in Frankrijk ook. Als ik daar een interview doe, is het altijd over seks.»

HUMO Daar heb je het toch wel zelf naar gemaakt.

ARNO «Heu... een beetje wel, ja. Maar ik spreek wel graag met vrouwen, ik heb er een goed contact mee. Vrouwen intrigeren mij: een vrouw is gewoon cleverder dan een domme bloke. Als je een vrouw kwetst, zal ze je daar op het moment zelf niets van laten merken. Maar vier maanden nadien krijg je de rekening gepresenteerd. Een man is veel te impulsief. Ik leer dan ook veel van vrouwen. Ik heb één of twee mannelijke vrienden, de anderen zijn vrouwen. Ze zijn ook veel gevoeliger. Gevaarlijker ook. Maar daar hou ik juist van.»»

HUMO En als je topmodel je morgen laat zitten?

ARNO «Ik heb er altijd wel één in reserve (lacht). Da’s ook zo met geluk: als je té gelukkig bent, dreigt de val. Daarom hou ik ook altijd wat geluk in reserve. En ook een beetje ongeluk, natuurlijk (lacht). Dat is weer mijn vader: als je je goed voelt, moet je bij wijze van oefening regelmatig eens terugdenken aan hoe het was toen je het slecht had. Dat houdt je voeten op de grond. Als je dàt niet hebt en je valt, nou, dan val je. (Kijkt mij lange tijd indringend aan).

HUMO Ben je nooit badend in je zweet wakker geworden met de vraag: ‘Hoe moet dit met mij aflopen?’. Want een rock’n’roll carrière duurt hooguit vijf jaar.

ARNO «Maar ik bén geen rockster! Ik zeg altijd: de sterren zijn hierboven (wijst naar het plafond). Trouwens: waarom zou het ooit afgelopen zijn? Jacques Brel heeft tot aan zijn dood goeie muziek gemaakt. Serge Gainsbourg is vierenvijftig en nog altijd niet uitgekakt. Ik speel ook niet uitsluitend rock’n’roll; er zitten tango’s in mijn muziek, foxtrots, java’s… Ik heb hier platen zoals van een Sleepy John Estes of van een Lightnin’ Hopkins of Howling Wolf, nou, die tiepen maakten op hun zeventig jaar nog altijd mooie muziek. Dat heeft geen leeftijd, hé.

»Ik ben Arno en ik zal steeds Arno blijven, of ik nu 18 of 36 of 72 ben. (Lachend) Het doet mij deugd, Wilfried, dat je zo bezorgd bent om mijn toekomst.»

HUMO Misschien is Arno-het-Beest dan óók niet meer dan imago?

ARNO «Dat denk ik niet. IK geloof dat ik nog véél harder leef dan de mensen denken. Maar ik heb dat nodig. Ik put daar inspiratie uit.»

HUMO Eén fles per dag? Of méér?

ARNO (heftig knikkend) «Als ik niet drink, voel ik mij slecht. Mijn vriend Danny Willems zegt: ‘Arno, als jij één week niet gedronken hebt, ben je niet om aan te horen ‘. Hij heeft gelijk. Ik voel mij goed met alcohol. Ik vind dat een sociale dope. Anders kan ik niet spelen. lk heb er geen last van, ik heb niets aan mijn lever. ‘t Geeft energie. »

Wij gaan aan tafel: verrukkelijk! Sedert mijn Plechtige Communie niet meer zo lekker gegeten & gedronken. Halverwege dwarrelt Danielle binnen: hoge stelten; kort, achterovergekamd blond haar, blinkend van gel; zwanehals, groene ogen; de top. Zou onze gastheer dan toch over bijzondere gaven beschikken? Een kleuter van vijf, met slaapogen, komt Arno een nachtzoen geven en wordt vervolgens door het voormalige topmodel te slapen gelegd. Pas nu valt mijn oog op een plastic go-cart, een kinderfietsje en drie rondslingerende Lego-blokjes.

‘Ik zal je eens laten horen waar ik nu mee bezig ben’, zegt Arno, terwijl hij een bandje in de stereoketen klikt. ‘Een nieuw nummer van mijn solo elpee die in maart op de markt komt.’ Een rauw gezongen hymne vult de kamer: ‘When the rock lost his roIl/ When a man is on his own...’ Arno slikt even en verdwijnt naar de keuken, waar hij vanuit hoge schouders druk in zijn potten begint te roeren. Een mooi moment van onbespoten schoonheid. Zwijgend eten wij het dessert. Het kost moeite om het interview opnieuw te starten.

Boring

HUMO Wat mij al meermaals in opgevallen: je bent meestal alleen op stap.

ARNO «Om op stap te gaan heb ik geen vrienden nodig. Ik ga op stap om andere mensen te zien, om hen te observeren. Mensen schijnen van mij altijd buitengewone dingen te verwachten: Arno, voortdurend omstuwd door vrienden, in een eeuwigdurende party. Terwijl ik juist graag alleen ben.»

HUMO Weegt de druk niet zwaar om je naar dat imago te gaan gedragen: de rol wórden, hem niet meer spelen? De mythe wil bijvoorbeeld dat TC Matic ongelooflijk boeiende buitenlandse tournees maakt. Terwijl ik denk dat...

ARNO «Da’s alleen maar vervelend, hè. In het buitenland zijn de afstanden meestal heel groot: als je hier in België op dinsdag in Antwerpen en op woensdag in Gent of Brussel speelt, speel je eigenlijk in je tuin. Wat is dat nu: vijftig of honderd kilometer? Hier bestáán geen tournees. In Frankrijk of in Scandinavië is de afstand tussen twee optredens minstens 500 kilometer. Je zit in die domme bus. De rest is: soundcheck, eten, spelen en één enkele keer - als je de volgende ochtend niet vroeg moet opstaan en dat gebeurt zelden - enkele glaasjes in één of andere domme club. Het touren is ronduit vervelend en er is absoluut niets avontuurlijks aan. De hele tijd zie je nieuwe gezichten, maar voor je echt contact hebt kunnen leggen, ben je alweer een stad verder. Psychologisch moeilijk om verwerken. Dus geef je je een air van branie en doet alsof het allemaal één groot feest is.

»Overigens is België nog niet zo’n kwaad land voor beroemde mensen. lk ben zeker dat, mocht Mick Jagger een Belg zijn, hij zijn kak nogal wat zou mogen inslikken. Ze zijn hier keihard voor vedetten, hoor. In de States zijn dat halve goden, maar hier in België vinden ze dat je maar vooral nederig moet zijn. Een Vlaming is heel kritisch. Wij zijn altijd overheerst geweest, hier, door de Fransen, door de Spanjaarden, de Nederlanders. Dat heeft een mentaliteit gekweekt van onderlinge solidariteit tussen het gewone volk en van verzet tegen wie er ook maar enigszins uitspringt. In België moet je eigenlijk een anti-held zijn, dán dragen ze je op de handen, ja; omdat ze zich dan met je kunnen identificeren. Ik voel heel goed het verschil met het buitenland. Spelen in België is voor mij véél moeilijker: ik moet hier duidelijk harder werken om het publiek warm te krijgen. En het groupie-fenomeen is hier héél mager: in Duitsland of in Zweden is dat honderd keer sterker dan in Vlaanderen.»

HUMO Je verkoopt naar eigen zeggen ook veel meer platen in het buitenland dan in België. Maar noem nu eens cijfers?

ARNO «Dat kan ik niet zeggen. Dat moet je aan de platenfirma vragen.»

HUMO Je bent toch niet één van die groepjes die ‘een gouden plaat in Japan’ hebben?

ARNO (lacht) «Maar wij zijn verdomme eerst in het buitenland bekend geworden! Da’s trouwens de reden waarom wij nu nog bestaan. In het begin van TC Matic kregen wij in de Vlaamse pers heel slechte kritieken. Ook in Humo.»

HUMO Kortom: als je in het buitenland bent kun je lekker schelden op het thuisfront.

ARNO «Ikke? Ik maak reclame voor België. Ik schreeuw dat van de daken. Ik ben fier dat ik in België geboren ben! Die fierheid heb ik ontdekt in Griekenland, op het eiland Mykonos, in 1974, nog voor de pédé’s daar zaten. Er waren nog geen hotels, daar. Goed, op een mooie dag verlies ik het kleine beetje geld dat ik op zak had. lk heb daar twee maanden geblokkeerd gezeten. Had er een affaire met de dochter van de plaatselijke bakker. Die chick wou verdomme trouwen met mij! Die bakker speelde ‘s avonds accordeon in een restaurant, aan de haven. En die dochter... dat was de plaatselijke Madonna. En ik de perfect stranger, natuurlijk. Ik had een kamertje gehuurd voor 20 drachmen per dag en ik ging iedere avond eten bij een oud vrouwtje dat telkens 12 gebakken sardienen en één citroen en vier sneetjes brood serveerde. Kostprijs: twaalf frank. Op een avond zitten wij zo aan het strand, aan Paradise Beach, en de Eagles waren daar ook met vakantie, en daar zaten nog wat Fransen en Duitsers plus één Belg: Arno. Wel, ik heb daar twee maanden lang voor tolk gespeeld. Die gasten kennen hun talen niet. En altijd weer die vraag: of ik misschien professor in de talen was? ‘Nee-ik’. En van waar ik dan wel afkomstig was? ‘Van België!’ En wat studeer je? ‘Ik studeer niets. ik speel mondharmonica’. Ik sprak vier talen en die tiepen vonden dat zo formidabel. En als ik nu een interview doe voor de Franse radio of de Franse televisie, spreek ik Frans. In Duitsland spreek ik Duits, echt waar.»

HUMO Komaan, zeg.

ARNO «In Zweden spreek ik nu zelfs Zweeds. ‘Verstaat u?’, weet je dat dat Zweeds is? (met nadruk: ‘Verstoede? Verstoede?’). Wij hebben godverdomme allemaal dat minderwaardigheidscomplex en wij zitten hier in een land waar vierentwintig verschillende tv-kanalen kunnen worden opgevangen. Wij zijn hier een smeltkroes. In Frankrijk is dat niet zo, hè. Die zien niet verder dan hun neus lang is. Dat is de reden waarom al die Engelse groepjes hun eerste tournee in België doen als het in België marcheert, marcheert het overal. Dat weten die managers heel goed.»

Herman Sherman

HUMO Over managers gesproken: die van TC Matic is Herman Schueremans.

ARNO «Da’s één van de knapste tiepen die ik ken. Die is over heel de wereld bekend. Toen wij met TC Matic in New York gingen spelen, was Herman Schueremans daar ook, voor een congres van internationale musicmanagers. De grootste agents waren present. Er was een panelgesprek met de manager van The Race, de promotor van Wasted Talents, wat misschien wel de belangrijkste agency in de wereld is, de agent van Simple Minds, U2, Bob Dylan; verder zat er ook de grootste promotor van zwarte artiesten zoals Stevie Wonder, Ray Charles enzovoort. En daar zat ook Herman Schueremans. En iedereen hield zijn speech. En het is de beurt aan Schueremans en die staat op: ‘Hi I’m Herman Sherman from Torhout-Werchter, Belgium’. En hij gaf zijn mening over de business, en die kreeg daar een applaus, jongen!

»En toch: wat is dat eigenlijk, België? België is een voorschoot groot! Er wonen hier maar twaalf miljoen mensen. Dat is peanuts, voor de wereldmarkt. Als je hier een gouden plaat krijgt, betekent dat 15.040 exemplaren! In het buitenland betekent een verkoop van 15.000 exemplaren niets. En maar zeuren en zagen.

»Die Belgische groepjes zijn ook altijd kopieën van: ze zijn de Belgische Police, de Belgische Elvis Costello, de Belgische The Cure. Ze zijn (verachtelijk) narrowminded. Petit pays, petit esprit. Nou, IK wil zo niet leven. Ik wil hier niet 15.000 elpees verkopen en dan mezelf wijsmaken dat ik the King ben.»

HUMO Maar nog eens: hoeveel verkoop je dan wel in het buitenland?

ARNO «Wij zijn geen supergroep, wij zijn — in het buiten-land — een cultgroep. En ik voel mij daar okee mee. Ik hoef niet bij het OCMW te gaan schooien, ik hoef niet te gaan doppen of van de centjes van mijn mamzel te leven. En als ik zin heb in een weekend Parijs of Amsterdam of New York, dan ga ik. Ik ben OK, man.»

HUMO Dat wil ik niet tegenspreken. Maar je beantwoordt de vraag niet.

ARNO «’t Is allemaal zo relatief. Er is een Vlaamse jongen, genaamd Urbanus van Anus, die in België en Nederland samen méér elpees verkoopt dan Elvis Costello OVER HEEL DE WERELD! On-ge-loof-lijk. Die vraagt 150.000 frank per avond en kan iédere dag van het jaar optreden als ie dat wil. Maar da’s een tiep die niet kankert, hè. Die is OK. Die tiep is niet narrow minded. Of toch niet zo narrow minded als de tiep die meent mij te moeten waarschuwen om toch vooral maar niet de Belgische Herman Brood te worden (lacht om zijn eigen formulering)

(Natrekken bij manager Herman Schueremans levert het volgende op: van de jongste elpee van TC Matic werden worldwide 35.000 exemplaren verkocht waarvan 5000 in Frankrijk en 5000 in Scandinavië. Schueremans noemt dat een behoorlijk resultaat.)

Frisco & saucijsen

HUMO Welke muzikanten bewonder je?

ARNO «Toots Thielemans vind ik zó, een toffe pee. Hij is over de zestig en maakt nog altijd mooie muziek. Hij komt dan in de States en ze wachten hem op met een fanfare. En hier in België speelt hij in een Brusselse jazzclub en er komt... dertig man naar ‘m kijken. Dat zegt alles. Shit?»

HUMO Raymond van het Groenewoud?

ARNO «Ik denk wel dat hij een toffe gast moet zijn, maar ik kén hem eigenlijk niet. Ik ben nooit geïnteresseerd geweest in Vlaamse muziek. Eén tiep heb ik ooit goed gevonden: Fabien. Maar die heeft definitief zijn schop afgekuist. En zelfs hij was weer eens een kopie: de Vlaamse Bob Dylan. In Nederland had je Armand, de Nederlandse Bob Dylan en in Frankrijk had je eerst Hughes Aufrey en nadien Antoine: de twee Franse Bob Dylans (lacht). Ohja, en dan vergeet ik nog Ferre Grignard. Was dat nu de Antwerpse Bob Dylan of de Vlaamse Donovan, ik weet het niet meer. Tja, de Ferre is ook al dood, zeker. Hij had hoogtevrees, was bang op een podium.»

HUMO Ferre Grignard had àlle denkbare soorten vrees.

ARNO «‘Ring, Ring’ was wel een leuk nummer. Maar het hele probleem hier is dat je met een goeie song nog altijd nérgens staat. Je moet ook een goeie manager hebben, en een goeie agency en een goeie uitgever, en een goeie platenfirma. En waar vind je dat in België? Je hebt iemand nodig die je in de business kan verkopen, als een product. Een plaat is als een frisco of een saucisse: tien dozijn in een kartonnen doos en hopla, verkopen. De artiest moet dat niet verkopen, nee, die moet die worst kákken. En de voyageur moet ‘m verkopen. En niet deur aan deur, zo van: ‘Misschien een worst nodig, madamtje?’ Nee, hij moet verdomme hele wagon-, zelfs scheepsladingen tegelijk versjacheren. Dat gebeurt door keiharde mannen in pakken, met brillen op en aktentassen onder de arm, mannen die geen bal inzitten met wat ze verkopen, als ze maar verkopen. En zo hoort het: dat is die mannen hun taak. In België gebeurt dat allemaal, of bijna allemaal door amateurs. Er is hier geen rockbusiness. In héél België is er, op Herman Sherman na, niet één echte manager. De rest speelt met de duiven.»

HUMO En de firma’s?

ARNO «Ik zit bij EMI-België. Ik heb alle respect voor die mensen. Maar eigenlijk zijn zijn niet meer dan employés van EMI-International. België heeft een markt van 15.000 potentiële platenkopers, gasten die regelmatig een elpee kopen. In de States en in Engeland is dat 5 miljoen. Zolang je je richt op die 15.000 Belgen, ben je geen groep, nee, je speelt dan dat je een groep bent. WEA-België, AIRIOLA-België, EMI-België zijn succursales; in sommige gevallen spenderen die bijhuizen meer promotiegeld aan een buitenlandse artiest dan dat hij hier opbrengt. Alles in de rockbusiness is gebaseerd op markt en België is niet meer dan een puppet on a string, in de handen van de grote bazen in New York, L.A. of Londen.»

HUMO En jullie zijn daar aan ontsnapt, met TC Matic?

ARNO «Ja. En de enige reden is: TC Matic is geen kopie. Wij zijn authentiek en uniek. Wij zijn geen epigonen. Iedereen van de groep. Jean-Marie Aerts speelt zoals niemand in de business speelt. Ik zeg niet dat hij beter speelt maar hij speelt anders. En daar gaat het om. »

Toffe bast

HUMO Waar gaat het eigenlijk om tijdens een optreden, op dat altaar van het ego dat ‘podium’ heet? Ik hoop dat je weer niet komt aandraven met dat vreselijke cliché van de ‘collectieve vibraties ‘.

ARNO «Toch wel, toch wel. De kick is dat de groep en het publiek één worden. Iemand die op een podium staat, dat is zoals een dokter, dat is een lach en een traan geven gedurende één uur, dat is een pilletje geven, een aspirientje. Het is voor dat pilletje dat de mensen betalen; ze willen de sleur vergeten en voor even meegevoerd worden naar... ik weet niet naar waar. Als het publiek niet blij is, is dat gewoon de fout van de groep. Er zijn geen excuses. Ik moet lachen om muzikanten die na een mislukt optreden komen zeuren van: ‘Dit was nu eens een rotpubliek’. Bullshit, god-verdomme!»

HUMO Voel je je dan werkelijk verantwoordelijk voor dat publiek?

ARNO «Natuurlijk, jongen, anders zou ik toch geen muziek meer spelen.»

HUMO Maar dope en the bottle staan meestal een goed optreden in de weg. Hou je daar rekening mee?

ARNO «Zeker! Maar drinken en dope kunnen soms wat helpen. Soms. En soms ook niet.»

HUMO Een jointje? Of méér?

ARNO «Ik heb eens geprobeerd met coke en met nog andere dingen. Nou, dat was niet goed. Voor een optreden hou ik mij nog altijd aan misschien eens een joint en soms alcohol. Verder ga ik niet. Op een optreden, hè.»

HUMO En daarbuiten?

ARNO «Alles. Alles wat ik plezierig vind. Want als het geen lol meer is, is het niet meer... geestig. »

HUMO ‘Arno Hintjens moet oppassen dat hij niét de Belgische Herman Brood wordt ‘. Commentaar?

ARNO «Herman Brood spuit speed en dat is het alle-ergste. Ik doe dat niet. Maar ik bekritiseer hem niet: Brood is veel meer dan de zoveelste hippe jongen. Hij is enorm belezen, weet veel over film, schrijft; is creatief en overgevoelig.»»

HUMO Máár: hij is in de rock’n’roll-val getrapt. Met zijn ogen open. En de vraag is of jij daar ook niet dreigt in te tuimelen?

ARNO «Ik denk het niet. Daarbij, Herman Brood kan niet lekker koken en ik wel. Ik ben geen Vlaamse James Brown of Belgische John Lennon of Armand Pien. Ik ben gewoon Arno Hintjens met zijn kromme bintjes

HUMO En zijn reputatie van Don Juan.

ARNO «Everything is fine when it’s too late, zeggen ze. Ik méén het altijd met een mamzel. Op het moment zelf (lacht). Maar misschien is het moment wel alles. Gisteren zag ik een Engelse film; nou, op een bepaald ogenblik zegt die tiep: ‘Life is dangerous’. Da’s toch formidabel. De dope is gevaarlijk, de drank is gevaarlijk, maar het gevaarlijkst van alles is het leven zelf. ‘t Is allemaal heel simpel: maak er het beste van! Als ik in een zwembad spring, spring ik altijd met een zwembroek aan. Want: er zou zo eens een piranha in moeten zitten! (Krankzinnige lach). Amai mon zizi! Alles is op de penis gebaseerd: de kerktoren is een stijve, de moskee is het ook. De zizi is het hoogste wat bestaat. Alles komt daar vandaan. Wij ook.»

De sfeer is nu helemaal uitgezakt. Arno legt zijn lievelingsplaatjes op: foxtrot, swing, Louis Prima, Charles Trenet. ‘The Pusher ‘ van Steppenwolf, ‘The Ballad of Easy Rider’ van The Byrds. ‘Vind je niet dat hij er echt als een gorilla uitziet?’, mijmert Danielle terwijl ze liefdevol toekijkt hoe Arno de tafel afruimt. ‘Hij loopt als een aap, hij eet als een hond, hij stottert en ik begrijp haast niets van zijn dialect, Maar zut, je l’aime

(Verschenen in Humo op 30 januari 1986)

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234