null Beeld Mark Seliger
Beeld Mark Seliger

‘The Philosophy of modern song’

Bob Dylan: ‘Popmuziek is altijd bandwerk geweest. Luister maar naar The Beach Boys’

The times they are a-changin’, maar Robert Allen Zimmerman blijft als levende legende Bob Dylan (81) gewoon zijn pseudonieme zelf. Afgelopen najaar bracht de nasaalste aller songsmeden op zijn 81ste een tweede boek uit: ‘The Philosophy of Modern Song’, een eigenzinnige analyse van de recente muziekgeschiedenis én een zeldzame rondleiding in de krochten van zijn muzikale brein. Omdat we het er zo aangenaam toeven vonden, boekten we een verlengd verblijf. ‘Eminem en Wu-Tang Clan, dat vind ik de moeite waard.’

Jeff Slate

Behoeft het fenomeen dat Bob Dylan heet nog een introductie? We laten de cijfers voor zich spreken: 39 studioplaten, 15 liveplaten, 29 compilaties én 95 singles waarvan in totaal meer dan 125 miljoen (!) exemplaren werden verkocht gedurende een carrière die meer dan 6 decennia overspant; 10 Grammy Awards, voor ‘The Concert for Bangladesh’ uit 1973, ‘Modern Times’ uit 2007 en een hele rist ertussenin; 1 Oscar voor ‘Things Have Changed’ (de soundtrack van het komische drama ‘Wonder Boys’ uit 2000) die hij weigerde op te halen; en zo kunnen we nog een tijdje doorgaan.

Fans van het eerste uur die in 2004 eindelijk inzicht hoopten te krijgen in het creatieve genie van de notoir eenzelvige bard, bleven goeddeels op hun honger zitten toen zijn autobiografie ‘Chronicles, Volume One’ louter bleek te focussen op drie jaren uit Dylans carrière – 1961, 1970 en 1989 – en de rest van zijn bloeiperiode onbesproken liet. Het impliciet aangekondigde en fel verhoopte tweede volume is er nooit gekomen.

In ‘The Philosophy of Modern Song’ gunt Dylan zijn leespubliek nu wél een ruime blik onder zijn muzikale schedeldak. Middels 66 korte essays waarin hij het werk becommentarieert van collega-artiesten die zijn oeuvre op de één of andere manier hebben beïnvloed – Little Richard, Johnny Cash, Nina Simone, Ray Charles... – laat de stuurse singer-songwriter zijn duistere licht schijnen over meer dan een halve eeuw muziekgeschiedenis.

– De meeste songs die de revue passeren in uw boek, dateren uit de jaren 50. Wat maakt die periode zo bijzonder voor u?

BOB DYLAN «In de jaren 50 werden de lijnen uitgezet voor alle muziek die daarna zou komen. Niet alleen omdat in het naoorlogse Amerika tal van nieuwe genres ontstonden die erg invloedrijk zouden blijken, maar ook vanwege de enorme sprong voorwaarts op technologisch vlak. Vóór de fifties werd natuurlijk ook goede muziek gemaakt, maar veel nummers zijn in de loop der jaren helaas in de vergetelheid geraakt, omdat ze niet behoorlijk konden worden opgenomen en afgespeeld. De geavanceerde technieken waarover de opnamestudio’s vanaf de jaren 50 beschikten, lieten innovatieve artiesten toe muziek te maken voor de eeuwigheid. En, nog belangrijker: de mensen konden die ook makkelijker beluisteren dan voorheen, op dragers van steeds betere kwaliteit.»

– U was een prille tiener in de fifties. Hoe hebt u de muziek ontdekt?

DYLAN «We hadden thuis geen televisie, maar ik luisterde natuurlijk wel naar de radio. En zodra ik oud genoeg was om rond te hangen in bars, kreeg je me met geen stokken bij de jukebox vandaan. Toen heb ik de kracht van muziek ontdekt. Als je een goed nummer voor de eerste keer hoort, waait het luchtig en vluchtig langs je oren heen. Maar na de tweede of derde keer dringt het binnen in je ziel en wordt het een deel van wie je bent.

»Ik ben nog steeds verslingerd aan de korrelige maar krachtige klank van het vinyl uit mijn jeugd. Ik luister ook wel naar cd’s, hoor, en onlangs heb ik zelfs mijn eerste stapjes gewaagd op Spotify. Maar toch gaat er geen dag voorbij of ik leg minstens één elpeetje op. Uit nostalgie, wellicht. Zo’n dertig jaar geleden heb ik in een antiekwinkel een stokoude platenspeler op de kop getikt: elke keer als ik ’m aanzet, neemt hij me mee op een wonderlijke reis naar vervlogen tijden. Toen ik nog jong was, en het leven zich voor me uitstrekte als een weids, ongerept landschap dat niet kon wachten om verkend te worden.»

– Gaat u ook weleens op zoek naar nieuwe muziek?

DYLAN «Ja, natuurlijk. Al kun je het niet echt zoeken noemen: ik bots veeleer toevallig op dingen die ik de moeite waard vind. Soms is dat vrij recente muziek – Rag’n’Bone Man, Eminem, Wu-Tang Clan, Jack White, Nick Cave, Celeste... – en soms vind ik pareltjes die decennia geleden zijn opgenomen, maar die ik nooit eerder had gehoord. ‘A-Tisket, A-Tasket’ van Ella Fitzgerald, bijvoorbeeld. Of ‘Whatever Happened to Christmas?’ van Frank Sinatra. De Moravische duetten van Antonin Dvorak. Ik heb geen specifieke voorkeur voor één genre: als ik voel dat een artiest net als ik een diepe liefde koestert voor de kracht van woorden en melodieën, ben ik verkocht.

»Onlangs heb ik ‘Chip Away’ ontdekt, een rocksong van Duff McKagan (basgitarist van Guns N’ Roses, red.). Toen ik dat nummer de eerste keer beluisterde, dacht ik: verdorie, die kerel vat in amper drie minuten mijn muzikale gedachtegoed samen! Hij zingt over Michelangelo, die met engelengeduld – en een beitel, natuurlijk – een enorm blok marmer bewerkt, tot David zich plots in al zijn glorie aan hem openbaart. Dat is precies hoe ik mijn nummers maak: ik schrijf alles neer wat in me opkomt, en dan begin ik stukjes weg te kappen. Een hoekje hier, een kantje daar... Tot enkel de naakte essentie overblijft.»

– Is die bedachtzame manier van songs schrijven nog wel van deze tijd? Veel popmuziek die vandaag wordt uitgebracht, lijkt verdacht veel op bandwerk.

DYLAN «Dat is altijd zo geweest, hoor. Denk maar aan The Beach Boys en consorten (grinnikt). Maar je hebt gelijk: we worden meer dan ooit bedolven onder een lawine van mainstreamrommel. Duizenden nummers, allemaal krek dezelfde, die ongehinderd door enige vorm van talent of toewijding in elkaar worden geflanst door... Tja, hoe moet ik ze noemen? ‘Artiesten’ lijkt me schromelijk overdreven. En toch laten miljoenen mensen zich die bagger gewillig in de oren spuiten.

»Muziek is de voorbije decennia ten prooi gevallen aan massaconsumptie. Kwaliteit moet het veld ruimen voor gebruiksgemak: één muisklik, één swipe, en je kunt voor eeuwig blijven dobberen in het naar commercie stinkende water van de mainstream. Echte muziekliefhebbers beseffen dat ze dieper moeten duiken, helemaal naar de bodem van de rivier. Dáár liggen de goudklompjes, waar je moeite moet doen om ze te vinden.»

'Ik heb geen specifieke voorkeur voor één genre. Onlangs heb ik 'Chip Away' van Duff McKagan ontdekt. Die kerel vat in amper drie minuten mijn muzikale gedachtegoed samen!' Beeld Getty Images
'Ik heb geen specifieke voorkeur voor één genre. Onlangs heb ik 'Chip Away' van Duff McKagan ontdekt. Die kerel vat in amper drie minuten mijn muzikale gedachtegoed samen!'Beeld Getty Images

– De technologische vooruitgang die de muziek in de jaren 50 voortstuwde, is in de 21ste eeuw haar grootste vijand geworden?

DYLAN «Ik ben niet tégen technologische hulpmiddelen in de muziek, maar ze moeten altijd ondergeschikt blijven aan het creatieve genie van de artiest. Ze kunnen prima van pas komen als je even vastzit, bijvoorbeeld terwijl je een melodie aan het schrijven bent. Maar tegenwoordig zijn er wel heel veel zogenoemde artiesten die amper betrokken zijn in het ontstaansproces van hun songs, omdat ze bijna alles laten fabriceren door een computer. Zo is het toch onmogelijk om doorleefde, betekenisvolle nummers te maken?

»Je kunt muzikale software vergelijken met de auto: een geniale uitvinding, maar ze is volslagen nutteloos als je niet vooraf weet waar je heen wilt. Wat mij betreft, zijn er slechts twee dingen die de artiest onderscheiden van de amateur: vakmanschap – een goeie stem hebben, of een instrument kunnen bespelen – en een ongebreideld verbeeldingsvermogen. Als één van die twee ontbreekt, kom je onvermijdelijk uit bij prulmuziek die geen enkel bestaansrecht heeft.»

– Zodra één persoon een nummer goed vindt, heeft het toch per definitie bestaansrecht?

DYLAN «Goeie muziek raakt je op drie plaatsen: hier (wijst naar zijn hoofd), hier (wijst naar zijn hart) en hier (wijst naar zijn buik). Ze speelt tegelijkertijd met je verstand en je emoties. Ze tilt je uit jezelf en neemt je mee naar plaatsen waarvan je het bestaan zelfs niet had vermoed. Ze treft je midscheeps, steeds op een andere plek, afhankelijk van waar en wanneer je luistert – denk aan ‘Stargazer’ van Rainbow, een magistrale song die duizend keer zo sterk binnenkomt als je ’m hoort terwijl je naar de nachtelijke sterrenhemel staat te staren.

»Goede muziek blijft je hele leven lang bij je. Zodra je haar hebt binnengelaten, gaat ze nooit meer weg. Een nummer dat je als tiener hebt gehoord, kan jarenlang in je onderbewuste blijven sluimeren en plotsklaps weer loeihard in je oren klinken. De aanleiding kan een honingzoete herinnering zijn, maar net zo goed bittere droefenis. Een song die je ooit leed heeft bezorgd, kan op een later moment in je leven troost of geluk brengen, en omgekeerd. Want muziek is als het leven zelf: wispelturig en onvoorspelbaar. En dat maakt haar net zo mooi.»

RUSTELOZE GEEST

– Bent u zelf nog in staat om op die manier naar muziek te luisteren? Of lijdt u, na meer dan zestig jaar carrière, zodanig aan beroepsmisvorming dat u enkel nog oor hebt voor de technische aspecten?

DYLAN «Ik speur voortdurend naar alles wat me inspiratie kan opleveren: akkoorden, riffs, brugjes, lyrics... Als ik een song op de één of andere manier waardevol vind, ben ik niet te beroerd om te stelen met mijn oren (grijnst).»

– Maar, schrijft u in uw boek: die inspiratie aanwenden om songs te schrijven is telkens opnieuw een gevecht met uzelf.

DYLAN «Mijn uitgebreide discografie laat misschien het tegendeel vermoeden, maar in feite ben ik een door en door luie songschrijver. Het grootste deel van de tijd voel ik me als een lekke band, leeggelopen en lusteloos. Er zijn dagen waarop ik niet vooruit te branden ben: dan is er werkelijk niets wat me kan boeien en val ik om de haverklap in slaap. Op andere dagen val ik dan weer ten prooi aan rusteloosheid en staan al mijn zintuigen aanhoudend op scherp. Dat zijn mijn creatiefste momenten, maar ook bij uitstek de vermoeiendste.

»Ik probeer al mijn hele leven een evenwicht te vinden tussen die twee uitersten, maar ik ben nu 81 en heb het nog steeds niet gevonden. Soms denk ik dat een bedaagder, regelmatiger bestaan me goed zou doen: ’s ochtends vroeg opstaan, ontbijten, een paar uurtjes aan de schrijftafel, ’s middags even gaan wandelen of een rondje sparren met mijn bokstrainer...»

'Frank Zappa was zijn tijd lichtjaren vooruit. In 'Who Are The Brain Police' houdt hij het hulpeloze mensdom een beduimelde spiegel voor. Zeer toepasselijk in tijden van corona, met alle complottheorieën die voor echt werden aangenomen.' Beeld Redferns
'Frank Zappa was zijn tijd lichtjaren vooruit. In 'Who Are The Brain Police' houdt hij het hulpeloze mensdom een beduimelde spiegel voor. Zeer toepasselijk in tijden van corona, met alle complottheorieën die voor echt werden aangenomen.'Beeld Redferns

– Wellicht is het net die voortdurende onrust waaruit uw grootste songs zijn voortgesproten?

DYLAN «De muze is een wispelturige, ongrijpbare deerne die je enkel een bezoekje brengt als ze daar zin in heeft. Je kunt haar dus niet zomaar van negen tot vijf aan het werk zetten, net zomin als ze zich met een simpele vingerknip laat oproepen wanneer je ziel toevallig even in de knoop zit.

»Als je me hier en nu zou vragen om een song te schrijven, zou het me waarschijnlijk wel lukken om iets aanvaardbaars uit mijn mouw te schudden. Maar zou dat nummer ook áf zijn? Zou het een waardevolle boodschap bevatten, een voldragen melodie die de tand des tijds kan trotseren? Waarschijnlijk niet. De vraag is of dat überhaupt bestaat, muziek die helemaal af is. Het overkomt me maar al te vaak dat ik in de opnamestudio een inval krijg en een nummer helemaal anders speel dan ik het oorspronkelijk in gedachten had. Of dat ik op het podium plots merk dat mijn vingers een alternatieve versie beginnen te tokkelen van een song die ik al duizend keer heb gebracht.

»Ik verneem dat sommige fans weleens teleurgesteld zijn nadat ze één van mijn concerten hebben bijgewoond. ‘In het echt klonken zijn liedjes totáál anders dan op zijn platen!’ (Haalt de schouders op) Wat moet ik daarop zeggen? Ik doe het niet met opzet. Mijn fundamenteel rusteloze geest is de enige schuldige.»

– Hebben de coronalockdowns rust gebracht? Voor een teruggetrokken man als u moeten ze een zegen zijn geweest.

DYLAN «De lockdowns waren een surrealistische periode. Het leek wel alsof onze planeet werd aangevallen door een buitenaards monster dat met één zwiep van zijn machtige staart ons dagelijks leven platlegde. Dat heeft tal van mensen onnoemelijk veel leed berokkend, maar zelf vond ik het pandemische kluizenaarsbestaan best te pruimen. Het was een verademing om een paar maanden niet op het ritme van de klok te moeten leven: ik heb eindelijk de tijd gevonden om een paar schilderijen af te werken die al jaren in m’n atelier stonden te verstoffen, en om een beetje aan mijn oldtimer te sleutelen, een oogstrelend mooie Chevrolet Bel Air uit 1956.

»Ik heb de Britse poëet Samuel Taylor Coleridge herontdekt, en dan vooral zijn meesterlijke gedicht ‘The Rime of the Ancient Mariner’ (uit 1798, red.): het literaire equivalent van opium. En ik heb natuurlijk ook veel muziek herbeluisterd. Frank Zappa bijvoorbeeld, die zijn tijd lichtjaren vooruit was. Je moet maar eens luisteren naar ‘Who Are the Brain Police?’, dat hij in 1971 heeft gemaakt met The Mothers of Invention: een psychedelische motherfucker van een song waarin hij het hulpeloze, machteloze mensdom een beduimelde spiegel voorhoudt. (Fijntjes) Zeer toepasselijk in tijden van corona, met alle fake news en complottheorieën die door ontelbare mensen voor echt werden aangenomen.»

– Opvallend: u wijdt in uw boek een paar alinea’s aan Twitter, Instagram en zelfs TikTok, waar de complottheorieën welig tieren. Bent u helemaal mee met de nieuwste trends?

DYLAN «Wat denk je nu zelf? (grijnst) Nee, dat zijn slechts de mijmeringen van een oude man die het allemaal niet zo goed meer begrijpt. In mijn ogen zijn de sociale media een hemelsbreed kanaal waar massa’s vriendschap en liefde doorheen stromen, maar net zo goed een giftige splijtzwam die metershoge muren optrekt tussen mensen. Achter die muren vloeit de gal rijkelijk en vliegen gefrustreerde toetsenbordridders elkaar voor het minste naar de keel. Ik hoor sociologen en andere experts weleens beweren dat zulk hokjesdenken nefast is voor onze maatschappij, maar dan denk ik steevast: ach, laat die hokjes maar staan. Ze zullen elkaar daarbinnen wel gauw genoeg afslachten (grinnikt).»

– Gelukkig is de mensheid nog niet helemaal naar de verdoemenis: in uw dankwoord lezen we dat u ‘The Philosophy of Modern Song’ opdraagt aan de voltallige crew van Dunkin’ Donuts.

DYLAN «Niet meer dan terecht. The best coffee in town, met de glimlach geserveerd door de vriendelijkste mensen op aarde.»

Lees ook: Stef Kamil Carlens speelt Bob Dylan: ‘Ik zag zijn live-mixer skypen met zijn vrouw tijdens de show’

© The Wall Street Journal

‘The Philosophy of Modern Song’ van Bob Dylan is uit bij Unieboek | Het Spectrum.

Luister ook naar onze playlist:

Schrijf je in op onze wekelijkse muzieknieuwsbrief:

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234