CD★★★★☆
‘Carnage’ van Nick Cave & Warren Ellis is een vat vol smeerlapperij, irritatie, frustratie en verontwaardiging
Eén van de manieren waarop artiesten hun kunst bestaansrecht proberen te geven, is drama. Zonder slechterik geen spannend verhaal, zonder doem geen suspense, zonder duister geen licht. ‘Carnage’ is, vrij en strikt vertaald: ‘bloedbad’. Nick Cave heeft nooit bloed geschuwd, en evenmin dood, verderf en geweld, lang vóór de dood zijn grijpgrage klauwen naar zijn eigen gezin uitstrekte. Voor ‘Murder Ballads’ moet je niet bij K3 zijn.
Dat Cave ooit één van zijn talrijke platen ‘Carnage’ zou noemen, komt dus niet als een verrassing. Maar het is geen vrijblijvende titel, geen gimmick. Geen hoesfoto, enkel grote, rauwe letters in doodzwart en bloedrood. Dat deze plaat zo snel na de vorige komt, en die daarvoor en die dáárvoor – vier projecten in amper vijf jaar tijd – typeert de workaholic: de rusteloze voormalige junkie die koortsachtig, bijna dwangmatig werkt om niet in ledigheid te verglijden, want op het kussen van de duivel ligt de spuit klaar. En hard werken is ook goed om verdriet te begraven. Nicks arbeidsethos en lopendebandwerk op hoog niveau is niet alleen aan de coronalockdowns te danken.
Wat Cave zingt en hoe hij het zingt, suggereert dat alle smeerlapperij, irritatie, frustratie en, niet het minst, verontwaardiging van de voorbije jaren in de mixer van ‘Carnage’ zijn beland. De metaforen vliegen je om de oren: koninkrijken in de lucht, rivieren en mythische figuren (‘I am a Botticelli with a penis’). Ook God is wederom in the house – die vrouw kan onderhand aanspraak maken op auteursrechten. Vaak is de tekst gedrenkt in melancholie (‘I always seem to be saying goodbye’, ‘I am travelling appallingly alone’) en in meer dan één song neemt hij afscheid van iets of iemand, of allebei. Maar hij eindigt op een positieve, hoopvolle noot: ‘This morning is amazing and so are you’. Dat Nick naar Californië is verhuisd, laat zich voor het eerst aflezen uit verwijzingen naar Amerikaanse highways, weidse horizonten, muziek en literatuur, van Flannery O’Connor tot Jimmy Webb. De muziek klinkt alsof ‘No More Shall We Part’, ‘Grinderman’ en ‘Ghosteen’ een kindje hebben gemaakt. De songs zijn nu eens meditatief, sfeervol en hypnotisch (‘Albuquerque’), dan weer opgefokt en fel (‘White Elephant’).
Tot slot een woord van waardering voor die andere workaholic, Nicks bloedbroeder Warren Ellis, die hier nog meer dan anders in de pap mag brokken, en wiens invloed, denk ik, vooral te horen is in de dynamiek en de klankkleur van ‘Carnage’. En in het feit dat deze plaat het product is van avontuurlijke improvisaties, zoals hun midlife crisis (hun term, niet de mijne) ‘Grinderman’, maar dan warmer en subtieler.
Elke keer dat Nick Cave alweer een nieuwe plaat lost, vrees ik: dit is de brug te ver, niemand kan die hoge productiviteit aanhouden zonder terminaal kwaliteitsverlies. Soms is ongelijk krijgen een zegen.