Humo's Feminiene Fonotheek
‘Cassandra Jenkins sluipt je leven binnen zoals een kind dat ’s ochtends de trap afdaalt’
Toen aan het ronde hoofd van Marc Didden (°Hamont, 1949) oren begonnen te groeien, draaiden die algauw graag in de richting van het vrouwelijke stemorgaan. In de zomerweken luistert Marc met liefde naar nieuwe, oude, vertrouwde en onbekende dames. Deze week: Cassandra Jenkins.
Er bestaat gelukkig geen wet die zegt dat vrouwelijke liedjesschrijfsters en interpreten hun werk automatisch via een fluistertoon bij onze oren moeten inbrengen. Van bij het begin der Moderne Tijden zijn blues-, rock-, jazz-, en wat-heb-je-daar-allemaaldames gelukkig geweldig beginnen te yellen en brullen en briesen en shouten. Wie daarachter wil gaan vissen, vindt bij de ladies die de blues zingen algauw materiaal voor een bloemlezing van geinig en geil geluid. Naast de bijna vanzelfsprekende Billies en Bessies zul je dan eertijdse bakvissen als Brenda Lee en Wanda Jackson herkennen, de fenomenale Sister Rosetta Tharpe of Memphis Minnie. En sterren uit de sixties en seventies als Janis Joplin, Grace Slick, Bonnie Raitt of Chrissie Hynde. Ook zij konden op behoorlijke wijze hun bakhuizen opentrekken om kwijting te verlenen aan hun door lust en bronstigheid bezeten zielenpijn.
Cassandra Jenkins, een nieuwe stem in het leger van zich aandienende Amerikaanse, Britse, Franse, Belgische feminiene singer-songwriters, is nog niet aan balken en brullen toe. Haar debuut is eerder rustig te noemen en heet ‘An Overview on Phenomenal Nature’. Dat zou evengoed de titel van een proefschrift kunnen zijn, met hoofdstukjes als ‘Michelangelo’, ‘New Bikini’, ‘Ambiguous Norway’, maar wees gerust: het zijn maar songs.
Over Cassandra Jenkins is – ik heb er een team onderzoekers op gezet, maar het waren er van het luie type – nog niet zo gek veel bekend. Ze komt van Brooklyn, New York en is terwijl u dit leest 37. Ze vindt het niet erg als u zegt dat ze ambient pop bedrijft. Maar u mag haar ook grafisch designer noemen, want in die functie werkte ze voor het onder andere op dat vlak uitstekende tijdschrift The New Yorker.
Een paar jaar geleden stak ze al eens een teen in het muzikale water om te peilen hoe fris dat was en er haar ep’tje ‘Play Till You Win’ in te lozen. Die poging werd lovend onthaald door het kennerspubliek, waarna ze samen met multi-instrumentalist Josh Kaufman aan het meer ambitieuze maar toch nog vrij korte ‘An Overview’ begon. Die plaat heb ik intussen wel meemaals tot me genomen, met daarbij telkens een paar mokken sterke koffie. Cassandra’s muziek kan dat hebben, want ze sluipt je leven binnen zoals een kind dat ’s ochtends de trap afdaalt op zoek naar de Nintendo Switch-controller, wat officieel het einde van de nacht en het begin van de dag zal bepalen.
Jenkins en haar muzikale partner Kaufman (die hier mooi wegkomt met gitaar, harmonium, tenorbanjo, synthesizer, bas, piano en orgel) gaan niet voor groots, breeduit of luid. Ze weven samen een web van klanken rond de erg eenvoudige maar wel ernstige teksten van Cassandra. Die op ‘Michelangelo’ klinken als: ‘I’m a three legged dog/ Workin’ with what I got/ And part of me will always be/ Looking for what I lost’. Wat verder, op het ook al wondermooie ‘Hailey’, wordt het nog concreter en gaat het zonder meer over een ode aan Hailey Gates. Het supermodel wordt door Jenkins bezongen met de simpele woorden: ‘What a woman/ Long live Hailey Gates// She said/ New year/ New you/ Same me/ Ooh, Hailey, Hailey’. Wat ons, arme woordsmeden, alleen maar kan doen besluiten, op de tonen van een wegzinkend en daardoor ontstemd harmonium: ooh, Cassandra, Cassandra, wat zijn wij blij dat gij er zijt!