COLUMNSERGE SIMONART
De introverte exhibitionist: ‘Alice Cooper en Bowie durfden veel meer mét make-up’
Een artiest is sowieso een vat vol tegenstellingen, maar de intrigerendste tegenstelling vind ik die tussen introvert en extravert. De doorsneeburger is één van beide, maar de meeste artiesten zijn het allebei. Met name frontmannen zijn vaak introverte exhibitionisten.
Waarom wilde de in zichzelf gekeerde, contactgestoorde, verlegen puber Van Morrison per se frontman zijn? Ik denk: omdat hij wilde componeren en zingen, en frontman zijn is daar een onvermijdelijk neveneffect van, net zoals roem dat is – niet het doel maar collateral damage. Vandaar die hoed, die zonnebril: dat is het harnas van iemand die terwijl hij passioneel zingt, denkt: help, ze staren naar mij!
Concertpromotor Harvey Goldsmith, die indertijd ook het legendarische afscheidsconcert van The Band organiseerde, zei over Van Morrison: ‘I had to kick him out there.’
Je moet op een podium gestaan hebben met een batterij letterlijk oogverblindende spots om te beseffen dat enkel een egocentrische, aanstellerige, naar verafgoding snakkende aandachtshoer daar blij mee kan zijn.
Maar voor elk van die natuurlijke sterren, voor wie optreden voelt als thuiskomen, is er een Joni Mitchell die er niet in slaagt om zelfs een zaal vol fans die zwaar hebben betaald om naar haar te mógen luisteren, als iets anders te zien dan een veelkoppig beest dat haar wil verscheuren.
Michael Jackson, Freddie Mercury, Jimi Hendrix, George Harrison, Bill Wyman, Kurt Cobain, Prince, Elvis, Henry Rollins… Ik zou een nog veel langere lijst kunnen opstellen van quiet ones, van nature introverte artiesten van wie ik weet dat ze, openlijk of stiekem, eigenlijk liever onzichtbaar zouden zijn.
Andy Partridge van de onterecht vergeten topgroep XTC sloeg na enkele tournees tilt: hij klapte dicht en hield aan optreden een depressie over. Ik ken een rockster die téért op zijn schitterende reputatie als podiumbeest, maar die letterlijk voor elk optreden moet kotsen, van zenuwen én van weerzin.
Iedereen die zich ooit met carnaval vermomde, kent het gevoel: achter dat masker voel je je onzichtbaar, sterker, minder kwetsbaar. De jonge Peter Gabriel nam mede daarom z’n toevlucht tot kostuums, de jonge Alice Cooper (een verlegen domineeszoon) en David Bowie en Marilyn Manson merkten dat ze mét – áchter – make-up veel meer durfden en aankonden.