concert
De setlist van Eagles in Hyde Park was de droom van elke fan: ‘De oude adelaars klinken zoals weleer’
Hyde Park, 26 juni. Dit weekend wordt, in Engeland meer dan in Frankrijk, de slag bij Waterloo herdacht. Aan Apsley House, waar de hertog van Wellington woonde, vlak naast waar Eagles later zullen optreden, staat een regiment soldaten in uniformen uit 1815 op post, gewapend met musketten en bajonetten. Langs hen passeren duizenden Eagles-fans in T-shirts met opschriften als ‘I will never check out of Hotel Calfornia’. Elders zijn er ook conflicterende uniformen en burgerkledij: in Oekraïne, bijvoorbeeld. Don Henley zal er in bedekte termen naar verwijzen in zijn begroeting: ‘Sorry dat we dit optreden tot twee keer toe hebben moeten uitstellen, maar Moeder Natuur had andere plannen… because she’s pissed off! Wij bieden jullie een vakantie van twee uur in Californië. Niet dat we niet bekommerd zijn om mensen die op dit moment elders aan het lijden zijn, maar soms moet je even weg van de ellende.’
Dat is het perverse van alle oorlogen: ergens is het géén oorlog en gaat alles z’n gangetje en betalen mensen tot 2.000 euro voor een vipzitje in het clubhuis, met vanaf de luxetribune zicht op Eagles en de massa mensen die als sardientjes in een blik zitten en voor dat privilege, want dit is peperduur Londen, ook nog minstens 400 euro neertellen. Minstens één zin uit ‘Hotel California’ kun je toepassen op Rusland en Oekraïne: ‘They stab it with their steely knives / But they just can’t kill the beast’.
Wat een verschil met The Rolling Stones, gisteren: Eagles zijn ultrastatisch. Er gebeurt werkelijk niets op dat podium, op de prachtige projecties na, nu eens van de Grand Canyon, dan weer van de Mojave-woestijn of dat onvermijdelijke hotel. De promenade waarop Mick Jagger marathons sprintte is verwijderd, en Don Henley, beleefd maar afstandelijk als altijd, vertelt maar één kleine anekdote: ‘Vijftig jaar geleden namen we hier vlakbij een plaat op. Ook toen werd er gestaakt, met name door de kolenvakbond. We waren tijdens de opnames halverwege een take en de elektriciteit en de verwarming vielen uit.’
Wijlen Glenn Frey was grappiger. Hij zei indertijd in het Sportpaleis: ‘Ik ben eigenlijk van Detroit, where ‘mother’ is hálf a word.’ En: ‘We hebben ‘The Long Run’ opgenomen in 1978… Of dat wordt me toch verteld.’ En over Joe Walsh: ‘Hij is wereldwijd bekend bij ordehandhavers en heeft nog nooit een hotelkamer gezien die hij níét kon slopen.’
Deacon Frey zingt drie songs van z’n vader, en er is nog een onverwachte gast, iemand die niet zozeer voor de spiegel in de badkamer met z’n tennisraket deed alsof hij gitaar kon spelen, maar the real deal: tennislegende John McEnroe, die net zoals Johnny Depp in een parallel leven liever rockster was geweest. En vanwaar ik sta, kan ik het vlaggetje boven het huis van de buren zien: ook in Buckingham Palace wonen mensen die wellicht liever rockster waren geweest, net zoals minstens drie recente Britse premiers thuis gitaar speelden.
De oude adelaars klinken zoals weleer, er zit geen sleet op de a-capellazang, ook al grapt Joe Walsh: ‘Ik moet zeggen dat ik veel meer lol had als twintiger in de jaren 70 dan als zeventiger in de jaren 20.’
De klank is perfect, zelfs in de openlucht, met een fiks windje, en de setlist is zoals altijd bij Eagles de droom van elke fan: vier middelmatige songs en voor de rest alleen onverbiddelijke klassiekers. Bij de meeste andere acts is het andersom. En het is de voormalige cocaïneclown Joe die van Don Henley iets te veel ruimte krijgt om ook zijn minder goeie songs te spelen.
‘Dus dit is wat jullie Britten ‘zomer’ noemen,’ plaagt Henley. ‘We spelen nu meteen de bisnummers, zonder dat theater waarbij je eerst het podium verlaat en jullie laat klappen om dan terug te komen voor meer. Nee, we spelen nú drie extra songs. Dan kunnen we sneller weg, want het is hier fucking koud.’
Hoogtepunten? ‘One of These Nights’, ‘Take It to the Limit’, ‘Desperado’, ‘Hotel California’ en bijna al de rest.
Ik draag dit stukje op aan Willem, Willy, Michael, Jake, Ellen en Marianne, compagnons de route, desperado’s en Belgische ere-Californiërs die tijdens ettelijke Eagles concerten steevast vanuit het publiek mee backingvocals zongen maar die, net zoals opper-Eagle Glenn Frey, inmiddels zijn verhuisd naar het Hotel California in de hemel. Better let somebody love you, before it’s too late…