Uit de platenkast van Mauro
‘Het komt nog wel goed met ‘Lulu’, het meesterwerk van Lou Reed en Metallica’
Elke week diept Mauro één plaat uit zijn uitgebreide verzameling op. Deze week: ‘Lulu’ (2011) van Lou Reed en Metallica.
‘I would cut my legs and tits off/When I think of Boris Karloff and Kinski/In the dark of the moon’. Boem! En paukenslag. Zo en niet anders begint ‘Lulu’ van Lou Reed en het speedmetalorkest Metallica. Nee, een Nobelprijs zat er nooit in voor deze proto-lgbtq-bard alias meneer ‘Vicious’ en ‘Sister Ray’ (‘sucking on my ding-dong’). Het spijt me, heren Dylan, Cohen, Beatles, Stones en co.: jullie zijn zonder meer sublieme popsterren, maar The Velvet Underground was kunst. Uiteraard ook dankzij de introverte goeroe Andy Warhol. Het is zoals de kloof tussen pakweg Jan Fabre en Marcel Broodthaers – een kloof die de meerderheid nooit zal opmerken.
Nu is het helaas een natuurwet dat ware kunstenaars publieke vernederingen moeten ondergaan. Voor hun werk, bedoel ik dan, niet voor hun gedrag. Lou Reeds ‘Berlin’ was een totale ramp volgens Rolling Stone. De recensie eindigde met ‘Goodbye, Lou’. En het verguisde ‘Metal Machine Music’, geïnspireerd op Amerikaanse avant-gardecomponisten als Tony Conrad en La Monte Young, is zowat de minst begrepen plaat aller tijden. Hij was een esoterische stap te ver voor de consument.
Het ziet ernaar uit dat ‘Lulu’ hetzelfde lot is beschoren. Maar geen zorgen, het komt nog wel goed met dit meesterwerk. Ook een geniale zet om juist Metallica, een bende gelouterde metalheads, hierin te betrekken. ‘Scalding, my dead father/Has the motor and he’s driving towards/An island of lost souls’. Ars poetica in pop.