concert★★½☆☆
Inhaler bleef op Rock Werchter steken op standionrock met een coltruitje van Ralph Lauren
Wie omstreeks vijven in The Barn de ogen toekneep tot spleetjes, contactlenzen uitdeed én een kartonnen traytje pils roekeloos achterover kapte, was formeel: op het podium stond niemand minder dan Bono anno ‘War’ uit 1983 of zelfs ‘October’ twee jaar eerder.
Niets van aan: wél was het zijn zoon Eli Hewson (22) en zijn los vanuit de heup op minstens middelgrote voetbalstadions mikkende groepje Inhaler. Uit Dublin natuurlijk, waar ze maatjes zijn met Fontaines D.C. en The Murder Capital. Eerder vandaag kregen ze een shout-out van IDLES, maar helaas: die waakten op jaloerse wijze over hun vijf fonkelende, welverdiende sterren.
Wie zich waagde aan Inhaler waagde zich aan een streep Kings of Leon, en af en toe een struikelstapje over het oeuvre van Keane - zo stoot een mens al eens zijn scheenbeen. Maar alla, voor prille twintigers is Inhaler een strakke, goed geoliede, wulps musicerende band. Ze zijn begonnen door mond-op-mondbeademing toe te dienen aan de rock-’n-roll in Ierland en zijn geëindigd met een - hóór dat The Barn-publiek joelen - in méér uitmondende tongkus: met nummers als ‘When It Breaks’ en ‘Your Honest Face’ bewijzen ze het te kunnen. Maar al te vaak (‘It Won’t Always Be Like This’, ‘My King Will Be Kind’) bleven ze steken op standionrock met een coltruitje van Ralph Lauren.
Het was al bono, maar het kan beter.