Concert★★½☆☆
Keane maakte ons op Rock Werchter een beetje blij, maar wat als ze eens níét op veilig zouden spelen?
Wat Keane gemeen heeft met Royal Antwerp FC, de low waist jeans en mijn verlangen om de woeste melancholie met twee-pils-en-dan-zien-we-wel-weer-verder te doden: ze zijn allemaal terug van weggeweest.
Bij de VDAB is Tom Chaplin – voorzichtige bijgedachte bij zijn niet onappetijtelijke verschijning: een vaderschapstest zou interessant nieuws voor Niels Destadsbader kunnen opleveren – niet gaan jokken over dat gapende gat in het curriculum van de band: hij moest even een probleempje met een portofles oplossen. Nu staat hij er weer – scherp, betrouwbaar, niet langer beduusd. En dus doet Keane weer wat het altijd al deed: pianopop en van elke grom of blaf verstoken ballads de wereld in tweeten.
En dat is prima, oordeelde de wei van Rock Werchter, bepaald onstuimig gezoend door de zon: het liet zich ‘Silenced by the Night’, ‘Nothing in My Way’ en ‘The Way I Feel’ oplepelen als stroop. Keane doet niet moeilijk. Keane is gewoon, Keane is normaal, Keane is na het laatavondjournaal naar bed en op zondagochtend pistolets van de bakker.
Vanaf ‘Bend & Break’ ging het blik met hits open, en niemand die het wenste te sluiten. ‘Everybody’s Changing’, ‘This Is the Last Time’, ‘Bedshaped’, ‘Crystal Ball’: iedereen blij als een net uit de kippenkont gevallen ei. ‘You are very tuneful singers,’ zei Chaplin nadat hij met de volledige weide wo-ho-ho’end de laatstefestivaldagmelancholie had opgeroepen. Ik had stiekem iets van Fontaines D.C. staan hummen – want ja: eens een rebel, altijd een rebel – maar Chaplin nam het me niet kwalijk. Ik hou van aardige jongens.
Keane doet dus niet in spanning of gevaar, het weigert om je hoogrisicocontact te zijn. Dat is helemaal wat een de laatste stukjes festival consumerende festivalweide nodig heeft. Toch, zomaar een gedachtenexperiment: wat als Chaplin het songschrijven níét zou overlaten aan Tim Rice-Oxley, en – zoals hij op zijn soloplaat deed – de eenzaamheid, de schaamte en het verdriet die met een alcoholverslaving komen in eerlijke liedjes zou gieten? Wat als Keane de biefstuk eens niet zou doodbakken?
Ach, daar verdroogde mijn gedachte alweer, want Chaplin had een vraag voor zijn tot ver voorbij de geluidstoren reikende spionkop: ‘So why don’t we go somewhere only we know?’ U doet ermee wat u wilt, maar de laatste keer dat ik ‘Ja, prima!’ heb geantwoord op zo’n verzoek, vond ik mezelf de volgende dag terug in een maïsveld in Libramont, beroofd van m’n geld, m’n MIVB-pasje en m’n waardigheid, en met het vervelende vermoeden dat m’n rectum enkele uren eerder met weinig empathie benaderd was. Veel nadorst, ook.
Maar goed, genoeg geciteerd uit m’n dra bij Borgerhoff & Lamberigts te verschijnen memoires: werd ik een beetje blij van Keane? Wel, daar zeg je het dus: een beetje.