Wie heeft een curator nodig als je Dans Dans (★★★★) op je affiche hebt staan? Beeld Alex Vanhee
Wie heeft een curator nodig als je Dans Dans (★★★★) op je affiche hebt staan?Beeld Alex Vanhee

ConcertFestival

Mottige Gandalfs, Mongoolse zang en slachthuissamples: Sonic City was zonder curator niet minder eclectisch

Kleinschaliger en zonder curator: ook het Kortrijkse ontdekkingsfestival Sonic City moest zichzelf omdenken in postcoronatijden. Maar dat maakte de editie van dit jaar niet minder verrassend of eclectisch. Dankzij deze tien bands bleef Sonic City ook in 2021 twee dagen lang een bunker tegen de verburgerlijking van uw muzieksmaak.

Peter Vanwijnsberghe en Pieter Coupé

ZATERDAG

Dag één van Sonic City in Kortrijk eindigde zoals hij begon: met een kloeke muilpeer. Maar verder kon het verschil zaterdag niet groter zijn tussen opener DMBQ en afsluiter Wiegedood. Bij de oerend harde Japanse psychrockers met de moeilijke naam bleef de impact van de uppercut namelijk beperkt tot de wang van de zanger – yep, de kerel zorgde voor zijn eigen kaakslag.

Nee, dan Wiegedood (★★★★). Hun naam en logo, en het mitrailleurvuur van riffs en blast beats dat ze in het publiek knalden, wezen op zo’n typische blackmetalband, verwikkeld in één of ander occult ritueel met maagdenbloed en geitenkoppen. Toegegeven, soms waande je je ook op een slee in een Scandinavische sneeuwvlakte, voortgetrokken door manisch blaffende hellehonden. En die samples uit het slachthuis (denken we) en de diepe keelzang van Levy Seynaeve gaven het geheel een ronduit sinistere tint. Maar als je beter luisterde, hoorde je in de stampede van dit trio met Amenra-affiliaties indrukwekkende tempowissels en verrassend melodieuze passages waar de gemiddelde postrockband jaloers op zou zijn. Wiegedood was nu eens een furieuze vulkaanuitbarsting en dan weer een traag glijdende lavastroom, en telkens stond je aan de grond genageld toe te kijken.

Wiegedood was nu eens een furieuze vulkaanuitbarsting en dan weer een traag glijdende lavastroom, en telkens stond je aan de grond genageld toe te kijken.  Beeld Alex Vanhee
Wiegedood was nu eens een furieuze vulkaanuitbarsting en dan weer een traag glijdende lavastroom, en telkens stond je aan de grond genageld toe te kijken.Beeld Alex Vanhee

Even bezwerend, maar van een totaal andere orde was Tarta Relena (★★★★), twee jonge Catalaanse vrouwen die a capella aan de slag gingen met traditionele muziek uit het Middellandse Zee-gebied, en daar soundscapes onder schoven. Klinkt een beetje als ‘CocoRosie oefent liedjes voor haar plechtige communie’, of een workshop ‘creatief met klankschaal’? Dat viel best mee, meer zelfs: dit duo is het soort band dat geen enkel algoritme op je pad brengt en waarvoor je naar een ontdekkingsfestival als Sonic City komt. Waar anders hoor je de Klara-classic ‘Stabat Mater’ zo loepzuiver gezongen en tegelijk voorzien van machinale ruis en stoffige beats die de twee vrouwen uit een ketel tevoorschijn haalden? Zijn er nog plekken waar de liefdespoëzie van Sappho uit de zesde eeuw voor Christus ineens als hiphop klinkt? Maar hoe engelachtig Tarta Relena ook zong, altijd zorgde een onheilspellende elektronische onderlaag of een grillig ritme ervoor dat de set nooit té sacraal werd. Je begreep ineens donders goed waarom onder meer John Talabot deze muziek remixte: dit duo klonk alsof je na een nachtje clubben op Ibiza wakker wordt in een verduisterde plattelandskapel terwijl er een koorrepetitie bezig is. Je hoofd ijlt weg de ether in, maar je spiergeheugen en half verdoofde zintuigen reageren nog op de beats van de voorbije uren. Daar zweef je, halfweg tussen aarde en hemel.

Tarta Relena (★★★★), twee jonge Catalaanse vrouwen die a capella aan de slag gingen met traditionele muziek uit het Middellandse Zee-gebied, en daar soundscapes onder schoven. Beeld Alex Vanhee
Tarta Relena (★★★★), twee jonge Catalaanse vrouwen die a capella aan de slag gingen met traditionele muziek uit het Middellandse Zee-gebied, en daar soundscapes onder schoven.Beeld Alex Vanhee

Ook James Holden & Wacław Zimpel (★★★★) zochten het met hun symfonie voor mens, machine en houtblazer meteen in hogere sferen: de Pool was in de weer met elektronica en klarinet, de Brit draaide aan zijn modulaire synths en rommelde met zijn zelfgeprogrammeerde software. Bij Holden – curator van Sonic City in 2014 en dit jaar opgetrommeld als vervanger van William Basinski – is het altijd spannend of zijn machinerie niet hapert, maar The Greatest Glitch bleef dit keer uit. Samen stuurde het duo intergalactische morseseinen de atmosfeer in, waarbij ze putten uit diepe dub, krakende krautrock en vooral: de kosmische exploten van John Coltrane. In diens ‘India’ voelde je weer de ware Sonic City-spirit: zoeken, tasten, soms struikelen, maar uiteindelijk de weg vinden. De Autobahn van Holden & Zimpel kon verrassend kronkelig zijn, maar het eindpunt was toch weer de kosmos, waar het gezellig wormgatspringen was met Sun Ra en andere ruimtereizigers.

Het was overigens pas bij ex-curator James Holden dat we weer beseften dat er deze keer géén artiest was die de line-up van Sonic City mocht samenstellen. Reden: corona natuurlijk, en het bijbehorende programmageploeter. Maar wie heeft een curator nodig als je Dans Dans (★★★★) op je affiche hebt staan? Gitarist Bert Dockx, bassist Fred LyennJacques en drummer Steven Cassiers bestreken met hun drieën zo’n wijd en divers terrein dat je in krap een uurtje een sonische wereldreis beleefde. Hun set was als een etmaal in de Sahel: aardedonker en onderkoeld bij nacht, hellicht en bloedheet bij dag. Zo sjokte je op het ritme van de West-Afrikaanse woestijnblues, groovede je op Afro-Amerikaanse jazz en tuurde je met Ennio Morricone naar de trillende horizon. Elders vonkte postpunkvenijn in een nijdig gitaarlijntje van Dockx of hoorde je een korte opstoot van afgemeten funk aan het eind van een song die eerder alle windstreken al had verkend. Maar het allerstrafste was nog dat dit trio het geregeld aandurfde om op dit luid-luider-luidste festival klein en verstild te spelen. Dans Dans toonde achteloos meesterschap met de meest dynamische set van de dag.

Met dat laatste punt heeft De Ambassade (★★½) nog wat werk. Van alle Sonic City-bands die zaterdag inspiratie haalden bij de postpunk (zie ook: Dalhia, Regressive Left en Girls In Synthesis), klonk dit Nederlandstalige trio het meest monotoon – roep dus nog niet te snel: Arbeid Adelt! Natuurlijk, enige drammerigheid hoort bij het genre, zeker als je dystopische scenario’s schetst waarin hologige burgers zich door hun grauwe bestaan slepen. Maar zelfs dan had De Ambassade aanvankelijk moeite om Kortrijk ervan te overtuigen dat ze méér waren een slimme gimmick die het beste uit de platenkast van Nonkel New Wave hadden gejat en van teksten in hun moerstaal hadden voorzien. De eerste songs van De Ambassade scheerden rakelings langs de ijskoude klassiekers van het genre: van ‘The Model’ via ‘Eisbär’ en ‘Fade to Grey’ tot zowat alle baslijntjes van Joy Division. Maar gaandeweg, in nummers als ‘Malefica’ en ‘Geen genade’, viel het kwartje dan toch en kreeg je een idee van hoe Doe Maar had geklonken als ‘De bom’ daadwerkelijk was gevallen. Fraai slot, maar we blijven wel met één vraag zitten: hoe kun je op de newwavedansvloer nog centjes rapen in cashloze tijden?

Tijdens de show van De Ambassade kreeg je een idee van hoe Doe Maar had geklonken als ‘De bom’ daadwerkelijk was gevallen. Beeld Alex Vanhee
Tijdens de show van De Ambassade kreeg je een idee van hoe Doe Maar had geklonken als ‘De bom’ daadwerkelijk was gevallen.Beeld Alex Vanhee

ZONDAG

Don’t mention the brexit, luidde op zondag het devies. De Londense band Snapped Ankles was naar Kortrijk afgezakt onder het voorwendsel van een bruiloft — dat scheelde een hoop gedoe aan de douane, klonk het. En om kosten te drukken had Yard Act zo weinig mogelijk instrumenten meegenomen. Toch was er van verschraling in De Kreun geen sprake. Met dank aan talent van over het water én van eigen bodem.

Maar eerst hulde aan Duma (★★★) om eigenhandig tegengewicht te bieden aan de onderhavige ASMR-hype: de pig squeals en industriële noise van dit Keniaanse grindcore-duo waren goed voor gemiddeld drie zenuwinzinkingen per minuut. Doorgaans hoef je zo ver niet te zoeken voor een onsje death metal — gisteren stond hier nog Wiegedood – maar Duma had onderscheidende kwaliteiten. Op de juiste plaatsen doorvlocht ze haar geluidsmuur met trap beats en andere elementen ontleend aan hiphop. Denk Moor Mother met insomnia en je komt in de buurt. Zanger Martin Khanja klonk ook net wat verder heen dan pakweg theOGM van Ho99o9. Zijn vocale mokerslagen beklemtoonde hij met obscure gebaren, wellicht een vrije vertaling van de terreur die in zijn hoofd rondgreep. Hulde én sterkte dan maar.

Overschakelen van Duma en de punkcomedy van Yard Act naar het kwetsbare, warmbloedige minimalisme van Jessica Moss (★★★) was een opgave. Je had van de organisatie bijna verwacht dat ze een druksluis tussen de twee zalen zou installeren. Moss deed er daarom goed aan haar publiek in kleermakerszit op de grond te laten plaatsnemen. Tijdens de pandemie componeerde deze Canadese violist twee platen, die ze omschrijft als immersieve isolatiemuziek. Live klonken ze als dansvoorstellingen waar je zelf de ballerina’s bij mocht dromen. De eerste paar minuten bleef Moss’ spel suggestief en aftastend, later varieerde ze met stofgrijs opwolkende feedback en vibrato. Met haar looppedalen, die ze blootsvoets bediende, construeerde ze een spiegelpaleis van klanken, waarbij het origineel zichzelf in vervormde gedaantes tegenkwam. Je kon je afvragen hoe dit materiaal zich zou laten arrangeren door een band, zoals Moss dat aanvankelijk had voorzien. Zou het dan meer voldragen hebben geklonken? Anderzijds geldt: nooit gespeeld is altijd mis.

Overschakelen van Duma en de punkcomedy van Yard Act naar het kwetsbare, warmbloedige minimalisme van Jessica Moss (★★★) was een opgave. Beeld Alex Vanhee
Overschakelen van Duma en de punkcomedy van Yard Act naar het kwetsbare, warmbloedige minimalisme van Jessica Moss (★★★) was een opgave.Beeld Alex Vanhee

Eerder op de dag was knoppen- en toetsentovenaar Lennert Jacobs te elfder ure al ingesprongen voor Deadletter met een indrukwekkende set, en nu mocht Slumberland (★★★½) de nationale eer verder hooghouden. Het mechanisch-elektronische gerammel van installatiekunstenaar Jochem Baelus had veel weg van een Panamarenko-creatie, in die zin dat het ontsproot aan gelijke delen verbeelding en nijverheid. Baelus’ instrumentarium bestond uit vreemdsoortig ijzerwerk dat dienstdeed als percussie. Met een strijkstok schuurde hij over een gebogen plaat, een drukveer besloeg hij met een drumstick. Zo schroefde hij geluiden ineen tot motieven, en klonk hij motieven aan elkaar vast tot ze songs werden. Mooi! Vocale bijstand werd overigens verleend door de 63-jarige Mongolische Sainkho Namtchylak, die keelgezangen afwisselde met kekke kreetjes. Ze zong onder meer over hoe het leven een roulettespel is – een frisse renditie van wat de moeder van Adriaan van Dis ook al wist: van het concert des levens heeft niemand het program.

Vocale bijstand werd Slumberland verleend door de 63-jarige Mongolische Sainkho Namtchylak, die keelgezangen afwisselde met kekke kreetjes. Beeld Alex Vanhee
Vocale bijstand werd Slumberland verleend door de 63-jarige Mongolische Sainkho Namtchylak, die keelgezangen afwisselde met kekke kreetjes.Beeld Alex Vanhee

Weinig gaf weg dat de vijf snuiters van Snapped Ankles (★★★★) afkomstig zijn van na het neolithicum: met hun wilde Ewok-hoofdtooien waren ze onherkenbare en met geen koolstof 14-methode te dateren bosjesmannen. Ze hadden takken aan hun microfoonstandaarden gesjord en vroegen aan de lichttechnieker om het herfstig te maken. En ook: ze speelden de meest dansbare set van deze dertiende Sonic City. De krautrock van Snapped Ankles huppelde zich onbegane wegen tussen The Pop Group, Lightning Bolt en een totally wired versie van The Fall, en kwam telkens uit op de dansvloer. De titel van hoogtepunt ‘Rhythm Is Our Business’ was geen holle slogan: met een absoluut minimum aan rustpunten slaagden deze mottige Gandalfs erin een bijzonder dynamische set op te bouwen. Met duurzaam hout, dat spreekt voor zich.

Met hun wilde Ewok-hoofdtooien waren de vijf snuiters van Snapped Ankles onherkenbare en met geen koolstof 14-methode te dateren bosjesmannen.  Beeld Alex Vanhee
Met hun wilde Ewok-hoofdtooien waren de vijf snuiters van Snapped Ankles onherkenbare en met geen koolstof 14-methode te dateren bosjesmannen.Beeld Alex Vanhee

De grootste naam op deze editie trad aan onder een pseudoniem. Phil Elverum, vooral bekend van Mount Eerie, gaat ook door het leven als The Microphones (★★★★). In die hoedanigheid dealde hij in adembenemende magisch-realistische folk, dat unieke distillaat van de mist en dennenbossen rond zijn thuisstad. Elverum bracht de integrale versie van ‘The Microphones in 2020’ , een drie kwartier uitlopende plaat die precies één nummer en grofweg twee akkoorden telt.

Phil Elverum had zijn pseudoniem The Microphones al zestien jaar niet meer gebezigd. Beeld Alex Vanhee
Phil Elverum had zijn pseudoniem The Microphones al zestien jaar niet meer gebezigd.Beeld Alex Vanhee

Vóór die plaat had Elverum de bandnaam al zestien jaar niet meer gebezigd. Nu werkte ze als een madeleine: semiwillekeurig blikte hij terug op zijn 20ste, 17de of 23ste levensjaar. In duizelingwekkend detail zong hij over hoe de cultfilm ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’ zijn artistieke ideeën vormgaf en waarom hij zijn eerste tapes met ‘The Microphones’ labelde (als eerbetoon aan zijn opnameapparatuur). Ontwapenend en eerlijk als Jonathan Richman bekende hij dat al zijn liedjes over hetzelfde gaan (op de grond staan en rondkijken, ‘basically’), en dat hij zijn hang naar nostalgie zelf gênant vindt. Noise, feedback en ambient zetten hier en daar een auditief leesteken.

Met elke tijdcapsule die Elverum unboxte en becommentarieerde werd je je bewuster van je eigen voyeurisme. Je lachte voorzichtig wanneer hij Bonnie ‘Prince’ Billy beschreef in sullige trainingspakken, en je stak twee vuisten in de lucht toen je de referentie aan ‘The Glow, Pt. 2 vatte’. Maar je vroeg je vooral hetzelfde af als Elverum: ‘What of these times do I carry with me still?’ Ergens in deze set herinnerde Elverum zich hoe iets in hem kantelde toen hij Stereolab een kwartier lang één akkoord zag spelen. De tijd mag uitwijzen of dit ook zo’n ervaring was. Nu eerst kijken naar ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’.

Schrijf je in op onze wekelijkse muzieknieuwsbrief:

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234