CD★★★★☆
‘Oh Dear' van Isolde Lasoen is een fijne reis door de tijd die na 10 nummers jammer genoeg al eindigt
Autoroute du Soleil, haute couture van Pierre Cardin, de ravissante Bardot in Saint-Tropez. Het poëtische ‘sous les pavés, la plage’ van de straten in Parijs tijdens mei ’68 en zomers die niet leken te eindigen, met meisjes alleen maar in minirok: in de jaren 60 was de verbeelding aan de macht. Tenminste, dat denken wij die ze niet echt hebben meegemaakt. Het zal ongetwijfeld meer inbeelding dan verbeelding geweest zijn.
Jane en Serge zongen ‘Je t’aime... moi non plus’ en nooit is muziek erotischer geweest, entre mes reins nog aan toe. Tot nu dan, want op de nieuwe plaat van Isolde Lasoen staan een aantal bijzondere en tot hevige verliefdheid uitnodigende topliederen die perfect zouden hebben gepast in de vrijgevochten Parijse sfeer van de jonge Birkin en Gainsbourg.
‘Oh Dear’ opent verleidelijk met de zoemend en rijkelijk van arrangementen voorziene droom- en titelsong. Het is de start van een fijne reis door de tijd die na 10 nummers jammer genoeg al eindigt in het al even dromerige ‘Muse au Musée’. Daarin gaat de geest van The Shadows een mystiek huwelijk aan met een inventieve bas, waarover Lasoen weelderig haar ijle sirenenzang drapeert: vanaf zijn vaste wolk links voorbij Jupiter knikt Ennio Morricone goedkeurend en humt een eindje mee.
‘Douce Mélancolie’ was de eerste single en is verondersteld bekend: een duet met de Franse gentleman Bertrand Burgalat, een man die van zovele markten thuis is dat hij de tel kwijt is en wij ook. ‘Melancholie is het geluk om triest te kunnen zijn,’ zo zingt hij gevat maar in het Frans, waarmee Bertrand de sfeer van deze plaat ook mooi samenvat. Nostalgie op een paar notenbalken, inclusief een geweldig dramatisch einde met violen: kan zo in een film van James Bond.
‘Capricorn Avenue’ is nog zo’n filmtune, met wahwahgitaren, krinkelende vioolpartijen en de sfeer van een grootstad bij nacht. Een lied dat geen tekst nodig heeft om beklijvend te zijn.
En zo gaat het de hele tijd gewoon verder, alsof het geen moeite kost, nu eens in het Frans, dan in het Engels: in het smachtende ‘Something French’ bijvoorbeeld, dat op het eender welk festival van San Remo hoge ogen zou gooien als ik in de jury zou zitten.
Helemaal Gauloises wordt het in ‘Batterie,’ een naar een pastiche neigend duet van Isolde met de man van wie ze tijdens concerten – volgens kwatongen gelukkig alleen maar – de achterkant ziet: Daan is zijn naam.
Gevolgd door ‘Tigra’, een nummer met meer blieps dan de vorige dat zo op weer een andere soundtrack kan: die van ‘A Clockwork Orange’, bijvoorbeeld.
En zo versmelten beeld en klank de hele tijd in elkaar, alsof ze voor elkaar geboren zijn.
Chouette!