CD★★★★☆
Op debuutplaat ‘Montbray’ doet Sylvie Kreusch soms denken aan Marianne Faithfull, soms aan Kate Bush
De oppervlakte van Montbray bedraagt 14,1 km², de bevolkingsdichtheid is 28,9 inwoners per km². Er stonden in 2007 exact 263 huizen: ik ben ze niet zelf gaan tellen, dat staat gewoon op het internet. Ik ben toch niet gek. Er is daar nauwelijks iets te doen, vertelt Tripadvisor me, maar dat stuk is waarschijnlijk geschreven vóór Sylvie Kreusch er neerstreek.
Tenminste, daar ga ik van uit. Kreusch schreef haar debuut grotendeels in het stemmige Normandië tijdens de pandemie. De wonderlijke vrucht van die arbeid laat ze nu los op een soloplaat die wij kenners het epitheton ‘langverwacht’ hadden meegegeven.
Iedereen was benieuwd.
Toen ze met Soldier’s Heart in 2013 De Nieuwe Lichting won, zat ze nog op school. Nu is haar habitat de wereld. Kreusch zingt op ‘Montbray’ over haar breuk met Maarten Devoldere, baas van Balthazar, die ze leerde kennen toen Soldier’s Heart in het voorprogramma van zijn band speelde. Aan zijn soloproject Warhaus werkte ze daarna mee als backingzangeres, danseres en muze.
Na drie jaar op de achtergrond bij Warhaus wilde Kreusch weleens op de voorgrond, en terecht, want daar is haar plaats.
Liefdesverdriet is, zoals bekend, een krachtige motor voor goeie muziek: van ‘Blood on the Tracks’ van Bob Dylan over ‘Rumours’ van Fleetwood Mac tot de nieuwe Adele is een karrenspoor te trekken van onvergetelijke muziek die over ldvd gaat maar die ook heelt. Op ‘Montbray’ laat Kreusch horen dat ook zij banale gevoelens kan omsmeden tot messcherpe teksten en muziek die blijft hangen. ‘Look at me now/I am a redhead and I’m raging/I’ve heard the noise of/The girls that you’ve been screwing all along’: op het jagende, kwade ‘Let It All Burn’ neemt ze geen blad voor de mond. Maar de toon is niet altijd bijtend. Het gaat over vallen én opstaan, van opener ‘Falling High’ tot afsluiter ‘Who Will Fall (Here Into My Arms)’.
Het zijn songs vol drama, maar ze zijn vaak ook onderkoeld, voorzien van een prachtig klankentapijt waarin het weldadig wegzinken is. Soms doet Kreusch denken aan Marianne Faithfull, soms aan Kate Bush, maar meestal is ze gewoon zichzelf. Een artiest met een eigen stem, geen epigoon. Sprookjesachtig op ‘Shangri-La’, met valse kinderstemmetjes op ‘Walk Walk’, de balans opmakend op ‘Ending Up Alone’, en hoopvol eindigend met ‘Who Will Fall (Here Into My Arms)’.
‘Dream of me, dream of me baby,’ zingt ze.
Bij dezen.